
159
5. Introduceer het introductiesysteem van de main body over de voerdraad in
de a. femoralis; let daarbij op het door de zijarm gevormde referentiepunt.
LET OP: Houd de voerdraad tijdens het introduceren van het
introductiesysteem in positie.
LET OP: Voorkom verdraaiingen in de endovasculaire prothese door
tijdens roteren van het introductiesysteem alle componenten van het
systeem (van buitenste sheath tot binnenste canule) zorgvuldig tegelijk
te roteren.
6. Voer het introductiesysteem op totdat de vier gouden radiopake
markeringen (die 2 mm vanaf het meest proximale segment van het
prothesemateriaal liggen) (Afb. 9, Illustratie 1) vlak onder de onderste
renale opening liggen.
7. Controleer de positie van de voerdraad in de aorta thoracica. Zorg dat het
prothesesysteem zo is georiënteerd dat de contralaterale stomp boven
en anterieur van de oorsprong van de contralaterale a. iliaca ligt. Als de
radiopake markering van de contralaterale stomp niet goed uitgelijnd
is, roteer het gehele systeem dan tot het halverwege een laterale en een
anterieure positie correct aan de contralaterale kant gepositioneerd is.
• Bij een anterieure positie van de korte (contralaterale) stomp vormen
de markeringen een
✓
. (Afb. 9, Illustratie 4)
• Bij een posterieure positie van de korte (contralaterale) stomp vormen
de markeringen een
✓
. (Afb. 9, Illustratie 5)
• Bij een laterale positie van de korte (contralaterale) stomp vormen
de markeringen een |. (Afb. 9, Illustratie 6)
NB: Radiopake canules op elke stent tussen de aa. renales en de contralaterale
stomp liggen op één lijn met de radiopake markering van de contralaterale
stomp.
8. Herhaal het angiogram om te controleren of de vier gouden radiopake
markeringen 2 mm of meer onder de onderste renale opening liggen.
9. Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de Flexor introducer sheath
open gedraaid is. (Afb. 10)
10. Stabiliseer de grijze pusher (de schacht van het introductiesysteem) met
de grijper terwijl u de sheath terugtrekt. Ontplooi de eerste twee bedekte
stents door de sheath terug te trekken en daarbij de locatie van het
hulpmiddel te controleren. (Afb. 18)
11. Ga zonder de tafel te bewegen over op een lagere vergroting om de positie
van de radiopake markering op de contralaterale stomp en de locatie
van de aa. renales te controleren. Ga verder met ontplooien totdat de
contralaterale stomp geheel ontplooid is. (Afb. 11) Stop met terugtrekken
van de sheath.
NB: Controleer of de contralaterale stomp ten minste 5 mm boven de bifurcatie
van de aorta en in de gewenste locatie voor canulatie ligt.
11.1.6 Plaatsing van de contralaterale iliacale voerdraad
1. Manoeuvreer de katheter en voerdraad door het open uiteinde van de
contralaterale stomp tot in de body van de prothese. Voer de voerdraad
op totdat hij in de body van de prothese buigt. Voor-achterwaartse en
zijdelingse fluoroscopische opnamen kunnen helpen controleren of het
hulpmiddel gecanuleerd is.
2. Voer na de canulatie de angiografiekatheter over de voerdraad op tot
in de body van de endovasculaire prothese. Verwijder de voerdraad
en voer angiografie uit om de positie te bevestigen. Voer de voerdraad
op totdat hij in de body van de prothese buigt. (Afb. 12) Verwijder de
angiografiekatheter.
11.1.7 Ontplooiing van het proximale deel (top) van de main body
1. Voer angiografie uit via een angiografiekatheter om de positie van de
endovasculaire prothese ten opzichte van de aa. renales te controleren.
Positioneer indien nodig opnieuw het bedekte gedeelte van de
endovasculaire prothese voorzichtig ten opzichte van de aa. renales.
(Opnieuw positioneren kan in dit stadium alleen over een korte afstand
plaatsvinden.)
NB: Controleer of de aa. renales niet geobstrueerd zijn door te bevestigen dat
de markeringen van de proximale prothese 2 mm of meer onder de laagste
open a. renalis liggen.
LET OP: Tijdens de verwijdering van de proximale trigger wire, het
opvoeren van de topkap en de erop volgende ontplooiing van de
suprarenale stent verifieert u dat de positie van de voerdraad van de
main body tot net distaal van de aortaboog reikt en dat het systeem
maximaal ondersteund is.
2. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het ontkoppelmechanisme
voor de trigger wire van de bovenste stent. Trek de trigger wire terug
onder fluoroscopie en verwijder deze door het ontkoppelmechanisme
voor de trigger wire van de bovenste stent van de handgreep af
te schuiven en de trigger wire vervolgens via de gleuf over de
binnencanule te verwijderen. (Afb. 13)
Als weerstand wordt gevoeld of boogvorming in het systeem wordt
waargenomen, staat de trigger wire onder spanning. Overmatige kracht kan
ertoe leiden dat de positie van de prothese verandert. Als overmatige
weerstand of beweging van het introductiesysteem wordt waargenomen,
stop dan en beoordeel de situatie. Als het ontkoppelmechanisme voor de
trigger wire van de bovenste stent niet van de topkap kan worden
verwijderd, ga dan als volgt te werk onder fluoroscopie:
a. Verwijder de spanning op de trigger wire door de borgschroef los te
draaien en lichtjes aan de binnencanule te trekken om de topkap over
de suprarenale stent omlaag te bewegen. Druk de Zenith Flex main
body niet samen.
b. Draai de borgschroef opnieuw vast.
c. Verwijder het ontkoppelmechanisme voor de trigger wire van de
bovenste stent.
d. Ga door met stap 3 in hoofdstuk 11.1.7, ’Ontplooiing van het
proximale deel (top) van de main body’.
NB: Als het ontkoppelmechanisme voor de trigger wire van de bovenste
stent nog steeds niet van de topkap kan worden verwijderd, zie dan
hoofdstuk 14.1, ’Problemen met de ontkoppeling van de trigger wire
oplossen’.
3. Draai de borgschroef los. (Afb. 14) Controleer de positie van de prothese
door de grijze pusher van de introducer te stabiliseren.
4. Ontplooi de suprarenale stent door de binnencanule van de topkap
met 1 tot 2 mm tegelijk op te schuiven en tegelijkertijd de main body in
positie te houden totdat de bovenste stent geheel is ontplooid.
(Afb. 15 en 16) Voer de canule van de topkap nog 1 tot 2 cm op en
draai dan de borgschroef weer vast om contact met de ontplooide
suprarenale stent te voorkomen.
NB: Als de suprarenale stent niet volledig kan worden ontplooid door
de binnencanule van de topkap op te voeren, zie dan hoofdstuk 14.2,
’Problemen met de ontplooiing van de suprarenale stent oplossen’.
NB: Na ontplooiing van de suprarenale stent met weerhaakjes worden
verdere pogingen tot opnieuw positioneren van de prothese niet
aangeraden.
WAARSCHUWING: De Zenith Flex AAA endovasculaire prothese heeft
een suprarenale stent met weerhaakjes voor fixatie. Ga uitermate
voorzichtig te werk wanneer in de buurt van de suprarenale stent met
interventionele instrumenten wordt gemanoeuvreerd.
5. Voer de contralaterale voerdraad op tot in de thoracale aorta.
11.1.8 Plaatsing en ontplooiing van de contralaterale iliacale poot
LET OP: Controleer vóór implantatie of de vooraf gedefinieerde
contralaterale iliacale poot geselecteerd is om aan de contralaterale kant
van de patiënt te worden ingebracht.
1. Positioneer de beeldversterker zodanig dat zowel de contralaterale a. iliaca
interna als de contralaterale a. iliaca communis in beeld is.
2. Injecteer contrastmiddel door de contralaterale femorale sheath om de
contralaterale a. iliaca interna te lokaliseren voordat het introductiesysteem
van de contralaterale iliacale poot wordt geïntroduceerd.
3. Introduceer het introductiesysteem van de contralaterale iliacale poot in de
arterie. Voer dit langzaam op totdat de iliacale poot met minimaal één hele
stent van de iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale poot)
binnen de contralaterale stomp van de main body ligt. (Afb. 17) Als de main
body de neiging heeft om tijdens deze handeling te bewegen, dient u hem
op zijn plaats te houden door de grijze pusher op de ipsilaterale zijde te
stabiliseren.
NB: Als het opvoeren van het introductiesysteem van de iliacale poot moeizaam
verloopt, stap dan over op een voerdraad die betere ondersteuning biedt. De
anatomie van kronkelige vaten kan aanzienlijk veranderen wanneer stugge
voerdraden en sheaths worden ingebracht.
4. Bevestig de positie van het distale uiteinde van de iliacale poot. Pas de
positie van de iliacale poot waar nodig aan om ervoor te zorgen dat de
a. iliaca interna doorgankelijk blijft en minimaal één hele stent van de
iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale poot, met een
maximale overlap van 1,5 stent) in de endovasculaire prothese in de main
body ligt.
NB: Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de
iliacale poot open gedraaid is. (Afb. 10)
5. Ontplooi de iliacale poot door deze met de grijper op de grijze pusher
in positie te houden en de sheath terug te trekken. (Afb. 18 en 19) Zorg
ervoor dat de overlap van één stent gehandhaafd blijft.
6. Stop met terugtrekken van de sheath zodra het distale uiteinde van de
iliacale poot vrijgekomen is.
7. Controleer de positie van de iliacale poot. Draai de borgschroef los en
trek de binnencanule terug om de tapse dilatator aan de grijze pusher te
koppelen, een en ander onder fluoroscopie. Draai de borgschroef vast.
Houd de sheath in positie terwijl u de grijze pusher met de vastgekoppelde
binnencanule terugtrekt.
8. Sluit de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de iliacale poot
door de klep rechtsom te draaien tot dit niet verder gaat. (Afb. 26)
9. Controleer de positie van de voerdraad opnieuw.
11.1.9 Ontplooiing van het distale deel (onderkant) van de main body
1. Ga terug naar de ipsilaterale zijde.
2. Ontplooi de ipsilaterale stomp van de main body volledig door de sheath
terug te trekken totdat de meest distale stent is ontvouwen. (Afb. 18 en 20)
Stop met terugtrekken van de sheath.
NB: De distale stent wordt nog steeds door de trigger wire gefixeerd.
3. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het vrijgavemechanisme
met trigger wire van de ipsilaterale stomp. Trek de trigger wire terug en
verwijder deze door het vrijgavemechanisme met trigger wire van de
ipsilaterale stomp van de handgreep af te schuiven en vervolgens via de
gleuf over de binnenste canule te verwijderen. (Afb. 21)
11.1.10 Koppelen van de topkap
1. Draai de borgschroef los. (Afb. 22)
2. Fixeer de sheath en de binnenste canule om elke beweging van deze
componenten te voorkomen.
3. Schuif de grijze pusher over de binnenste canule op totdat de pusher aan
de topkap gekoppeld is. (Afb. 23, 24 en 25)
NB: Als er weerstand wordt gevoeld, roteer de grijze pusher dan en blijf
voorzichtig opvoeren.
4. Draai de borgschroef weer vast en trek de gehele topkap en grijze pusher
terug door de prothese en de sheath door aan de binnenste canule te
trekken. Laat de sheath en de voerdraad in positie.
NB: Handhaaf de positie van de sheath en voerdraad.
5. Sluit de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de main body
door hem rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan. (Afb. 26)
11.1.11 Plaatsing en ontplooiing van de ipsilaterale iliacale poot
NB: Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de
main body open gedraaid is. (Afb. 27)
1. Breng de ipsilaterale iliacale poot in met behulp van de combinatie van de
voerdraad en de sheath van de main body. Voer het geheel van dilatator en
sheath op tot in de sheath van de main body.
NB: In kronkelige vaten kan de positie van de aa. iliacae internae aanzienlijk
veranderen wanneer stugge voerdraden en sheaths worden ingebracht.
2. Voer langzaam op totdat de ipsilaterale iliacale poot met minimaal één hele
stent van de iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale poot)
binnen de ipsilaterale stomp van de main body ligt. (Afb. 28)
NB: Als een overlaplengte van meer dan drie stents voor de iliacale poot nodig
is (meer dan twee stents voor de iliacale poot bij een lengte van de poot van 37,
39, 54 en 56 mm), kan het nodig zijn om gebruik van een verlengstuk voor de
poot te overwegen in het bifurcatiegebied van de tegenoverliggende zijde.
3. Bevestig de positie van het distale uiteinde van de iliacale poot. Positioneer
de iliacale poot opnieuw wanneer dit nodig is om zeker te stellen dat de
a. iliaca interna doorgankelijk blijft.
NB: Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de
iliacale poot open gedraaid is. (Afb. 10)
4. Ontplooi de iliacale poot door deze met de grijper op de grijze pusher
te stabiliseren en de sheath van de iliacale poot terug te trekken. (Afb. 29
en 30) Trek indien nodig de sheath van de main body terug.
5. Draai, onder doorlichting en na controle van de positie van de iliacale poot,
de borgschroef los en trek de binnencanule terug om de tapse dilatator aan
de grijze pusher te koppelen. Draai de borgschroef vast. Houd de sheath
van de main body in positie en trek de sheath van de iliacale poot en de
grijze pusher met de vastgekoppelde binnencanule terug.
6. Sluit de Captor hemostaseklep op de introducer sheath van de main body
door hem rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan.
7. Controleer de positie van de voerdraden opnieuw. Laat de sheath en de
voerdraden in positie.
11.1.12 Introductie van de modelleerballon
1. Maak de modelleerballon als volgt klaar:
• Spoel het voerdraadlumen met gehepariniseerde fysiologische
zoutoplossing.
• Verwijder alle lucht uit de ballon.
2. Draai als voorbereiding op de introductie van de modelleerballon de Captor
hemostaseklep linksom open.
3. Voer de modelleerballon op over de voerdraad en door de Captor
hemostaseklep van het introductiesysteem van de main body, tot op de
hoogte van de aa. renales. Houd de sheath goed in positie.
Содержание Zenith Flex
Страница 9: ......
Страница 92: ...92 42 8 Captor Flexor 9 10 14 2 4 1 2 3 43 Spiral Z 30 mm 4 1 5 5 18 44 6 7 45 8 9...
Страница 219: ......