Nederlands
M-5276-559C 41
Gebruiksaanwijzing
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het C
ARTO
®
EP-navigatiesysteem, de
irrigatiepomp en de RF-generator voor instructies voor het aansluiten en gebruik
van deze systemen in combinatie met de EZ S
TEER
®
T
HERMO
C
OOL
®
NAV
diagnostische/ablatiekatheter met buigbare tip. Gebruik passende
Biosense Webster accessoirekabels voor het aansluiten van de
EZ S
TEER
®
T
HERMO
C
OOL
®
NAV diagnostische/ablatiekatheter met buigbare tip
op de juiste hulpapparatuur.
1.
Verwijder de katheter met behulp van een aseptische techniek uit de
verpakking en plaats de katheter in een steriel werkgebied. Controleer
zorgvuldig of de katheter onbeschadigd is en hoe de algemene toestand is.
2.
Maak met behulp van een aseptische techniek een vasculaire toegang in
een groot centraal bloedvat.
3.
Controleer de compatibiliteit tussen de schacht en de katheter door de
katheter vóór het inbrengen door de schacht op te voeren.
4.
Sluit de katheter aan op de Patient Interface Unit (PIU) met behulp van de
juiste Biosense Webster-kabel. Sluit de PIU aan op de generator met
behulp van de juise Biosense Webster-kabel. Sluit de PIU aan op de
juiste opname- en registratiesystemen, waaronder het C
ARTO
®
EP-
navigatiesysteem, met behulp van de juiste interfacekabels. Gebruik
alleen Biosense Webster interfacekabels. Sluit een neutrale elektrode aan
op de ingang van de neutrale elektrode op de RF-generator om het
elektrische circuit te sluiten.
5.
Sluit de irrigatiepompslang aan op de Luer-aansluiting van de katheter.
U kunt ook een driewegplugkraan gebruiken. Sluit de irrigatiepomp aan op
een normale zak met gehepariniseerde zoutoplossing op kamertemperatuur
(1 u heparine/ml) volgens de standaard ziekenhuispraktijk.
6.
Spoel de katheter en slang met behulp van de standaardtechniek om
luchtbellen te purgeren en te controleren of de irrigatie-openingen in orde zijn.
7.
Start continue irrigatie bij een snelheid van 2 ml/min.
8.
Breng de EZ S
TEER
®
T
HERMO
C
OOL
®
NAV diagnostische/ablatiekatheter
met buigbare tip in via de intredeopening met behulp van een
introductieschacht met de juiste afmeting. Voer de katheter op naar het
gebied dat wordt onderzocht. Gebruik zowel fluoroscopie als
elektrogrammen om de katheter in de correcte positie te brengen.
9.
Gebruik de draaiknop om de kathetertip te buigen (afbeelding 2).
Wanneer de knop uit de neutrale stand wordt gehaald, buigt de tip ten
opzichte van de draairichting. De mate van buiging staat in verhouding tot
de mate van draaiing van de draaiknop. Wanneer u de knop vooruit drukt,
buigt de tip in tegenovergestelde richting. Als u de tip recht wilt maken,
brengt u de draaiknop terug in de neutrale stand.
Afbeelding 2
De knop heeft een regelbare frictieregeling waarmee de gebruiker de
draaiknop en de buigbare tip kan gebruiken in een "vrije" positie of de
frictie kan regelen naar de plaats waar de draaiknop en de tipcurve op
hun plaats zijn "vergrendeld" (afbeelding 3). Deze knop bevindt zich aan
de andere kant van de draaiknop. Als u de katheter uit de verpakking
haalt, staat de knop in de stand "off", waarin de meeste beweging voor de
draaiknop en de buigbare tip mogelijk is. De hoeveelheid frictie neemt toe
als u de frictieregelknop rechtsom draait totdat deze helemaal in de stand
"on" staat. Door de knop rechtsom te draaien vanuit de "off" positie neemt
de frictie in het buigmechanisme toe. Door de knop linksom te draaien
vanuit de "on" positie neemt de frictie in het buigmechanisme af.
Afbeelding 3
10.
Voor RF-toepassing en flowinstellingen verwijzen wij u naar tabel 1.
Tabel 1 RF- en flowinstellingen
AANBEVOLEN PARAMETERS VOOR RF-TOEPASSING
ATRIALE ABLATIE
VENTRICULAIRE
ABLATIE
Vermogensbereik
15 W tot 30 W*
31 W tot 50 W
Temperatuurbewaking
<50 °C**
<50 °C**
Irrigatieflowsnelheid tijdens
RF-toepassing
17 ml/min
30 ml/min
Toepassingsduur
30 tot 120 seconden
60 tot 120 seconden
* Vermogensniveaus boven 30 watt kunnen worden gebruikt wanneer geen
transmurale laesies kunnen worden bereikt bij lagere energieniveaus. Voor
vermogensinstellingen > 30 watt, de aanbevolen irrigatiestroomsnelheid is
30 ml/min.
** De temperatuur die wordt weergegeven op de RF-generator toont geen
weefseltemperatuur of elektrode-weefselinterfacetemperatuur.
Aanvullende aanbeveling:
Voor ablatie van istmusafhankelijke flutter mogen uitsluitend vermogens van
30 watt tot 50 watt worden gebruikt als bij lagere vermogensniveaus geen
geleidingsblok kan worden bereikt.
11.
Aanbeveling voor irrigatie: Verhoog de irrigatieflowsnelheid te beginnen
maximaal 5 seconden voor aanvang van de afgifte van RF-energie.
Handhaaf deze hogere flowsnelheid tot 5 seconden na beëindiging van de
energietoediening. Voor vermogens van maximaal 30 watt moet een hoge
flowsnelheid van 17 ml/min worden gebruikt. Voor vermogens van 31 tot
50 watt moet een hoge stroomsnelheid van 30 ml/min worden gebruikt.
WARNING: This is a controlled proprietary and confidential document.
AVISO: Este es un documento controlado, confidencial, y con derechos reservados.