NL
205
6. Gebruik de endoscoop niet als deze beschadigd is of als niet alle functionele tests (zie
paragraaf 4.1) goed zijn verlopen.
7. Probeer de endoscoop niet te reinigen en opnieuw te gebruiken; het is een apparaat
voor eenmalig gebruik. Hergebruik van het product kan leiden tot besmetting, wat
infecties kan veroorzaken.
8. De endoscoop mag niet worden gebruikt als er zuurstof of licht ontvlambare
anesthesiegassen aan de pati
ë
nt worden toegediend. Hierdoor zou de pati
ë
nt letsel
kunnen oplopen.
9. De endoscoop mag niet worden gebruikt in een MRI-omgeving.
10. Gebruik de endoscoop niet gedurende defibrillatie.
11. Uitsluitend bestemd voor gebruik door bekwame artsen die zijn opgeleid voor
klinische endoscopische technieken en ingrepen.
12. Oefen geen overmatige kracht uit bij het inbrengen, bedienen of terugtrekken
van de endoscoop.
13. De pati
ë
nt dient tijdens het gebruik te allen tijde zorgvuldig te worden geobserveerd.
14. Bekijk altijd het rechtstreekse endoscopische beeld op het weergaveapparaat als u de
endoscoop inbrengt of terughaalt, of wanneer u het buigstuk of de afzuiging
gebruikt. Als u dat niet doet, kunt u de pati
ë
nt verwonden.
15. Gebruik de endoscoop niet als de steriele barrière of de verpakking beschadigd is.
16. De distale tip van de endoscoop kan door opwarming van de led-lichtbron warm
worden. Vermijd langdurig contact tussen de distale tip en het slijmvlies, want
langdurig contact met het slijmvlies kan slijmvliesletsel veroorzaken.
17. Zorg altijd dat een buis die op de afzuigconnector is aangesloten, ook op een
afzuigapparaat is aangesloten.
18. Wanneer u de endoscoop terughaalt, moet de distale tip zich in de neutrale, niet-
gebogen stand bevinden. Bedien de hendel niet, omdat hierdoor letsel bij de pati
ë
nt
en/of schade aan de endoscoop kan ontstaan.
19. De endoscoop mag niet worden opgevoerd of teruggetrokken en het buigstuk mag
niet worden bediend terwijl er endoscopische accessoires uit de distale tip van het
werkkanaal steken, omdat hierdoor letsel bij de pati
ë
nt kan ontstaan.
20. Zorg altijd dat het buigstuk recht is bij het inbrengen of terughalen van een
endoscopisch accessoire in het werkkanaal. Bedien de hendel niet en gebruik nooit
overmatige kracht, omdat hierdoor letsel bij de pati
ë
nt en/of schade aan de
endoscoop kan ontstaan.
21. Voer altijd een visuele controle uit aan de hand van de instructies in deze
gebruiksaanwijzing voordat u de endoscoop in een afvalcontainer plaatst.
22. Elektronische apparatuur en het endoscoopsysteem kunnen de normale werking van
elkaar be
ï
nvloeden. Als het systeem naast of gestapeld op andere apparatuur wordt
gebruikt, dient u vóór gebruik te controleren of het systeem en de andere elektronische
apparatuur normaal functioneren. Het kan nodig zijn om maatregelen te nemen om
deze storingen of onderbrekingen te beperken, zoals het draaien of verplaatsen van de
apparatuur of het afschermen van de ruimte waarin de apparatuur wordt gebruikt.
23. De endoscoop bestaat uit de door Ambu geleverde onderdelen. Deze onderdelen mogen
uitsluitend worden vervangen door onderdelen die door Ambu zijn geautoriseerd. Het
niet opvolgen van deze instructie kan letsel bij de pati
ë
nt veroorzaken.
24. Controleer heel zorgvuldig of het beeld op het scherm rechtstreeks of opgenomen is
en of de ori
ë
ntatie van het beeld naar verwachting is.
25. Om elektrische schokken te voorkomen mag het systeem uitsluitend op een
netvoeding met veiligheidsaarding worden aangesloten. Om het systeem van de
netvoeding los te koppelen, verwijdert u de stekker uit het stopcontact.
26. Controleer altijd de compatibiliteit met endotracheale buizen en dubbellumenbuizen.
27. Als er tijdens de endoscopische procedure een storing optreedt, stopt u de procedure
onmiddellijk en trekt u de endoscoop terug.
28. Breng de injectiespuit volledig in de ingang van het werkkanaal in voordat er vloeistof
wordt ge
ï
nstilleerd. Als u dat niet doet, kan er vloeistof uit de ingang van het
werkkanaal komen.
Summary of Contents for aScope 4 Broncho Large
Page 17: ...BG 17 5 4 6 6 4 1 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Ambu Ambu 24...
Page 18: ...18 25 26 27 28 1 2 3 4 ETT 5 6 7 8 9 10 85 kPa 638 mmHg 11 1 5...
Page 21: ...BG 21 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Luer Lock B 15 16 17 18...
Page 28: ...28 6 2 2...
Page 29: ...BG 29 aScope 4 Broncho aScope 4 Broncho...
Page 69: ...EL 69 5 4 6 6 4 1 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Ambu Ambu 24...
Page 70: ...70 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 85 kPa 638 mmHg 11 1 5 1 6...
Page 73: ...EL 73 A aScope 4 Broncho 1 2 3 4 5 6 7 8 9 LED 10 11 12 13 14 Luer Lock B 15 flip top 16...
Page 80: ...80 6 2 2...
Page 81: ...EL 81 aScope 4 Broncho aScope 4 Broncho...
Page 180: ...180 aScope 4 Broncho aScope 4 Broncho...
Page 269: ...RU 269 5 4 6 6 4 1 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Ambu Ambu...
Page 270: ...270 24 25 26 27 28 1 2 3 4 ETT 5 6 7 8 9 10 85 638 11 1 5...
Page 273: ...RU 273 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 B 15 16 17 18 C...
Page 280: ...280 6 2 2...
Page 281: ...RU 281 aScope 4 Broncho aScope 4 Broncho...
Page 339: ...ZH 339 6 2 2 aScope 4 Broncho aScope 4 Broncho...