166
27
LET OP
(1)
W
anneer buitenunits in een netwerk met elkaar worden verbonden, raadpleeg paragraaf “OPGELET!”.
(2)
Installeer de bedieningsbedrading tussen eenheden niet in een lus.
Buitenunit
Buitenunit
Buitenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
V
erboden
V
erboden
(3)
Installeer de bedieningsbedrading tussen eenheden niet in een stervorm. Door stervormige bedrading zullen fouten in de
adresinstelling ontstaan.
NEE
Buitenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Aftakpunt
(4)
Als er aftakkingen worden gemaakt in de bedieningsbedrading tussen de eenheden, mag het aantal aftakpunten niet hoger
zijn dan 16.
Buitenunit
Centrale bediening
Buitenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Binnenunit
Meer dan 2 m vereist
Buitenunit
Aftakpunt
00̲280220̲2WAY̲Ned.indb 27
2016/06/14 19:04:13
28
Afgeschermde draad
Aarding
Aarding
(5)
Gebruik afgeschermde draden voor de bedieningsbedrading tussen eenheden (C)
en aard de afscherming aan beide zijden, anders kunnen er problemen met ruis
optreden.
Sluit de bedrading aan zoals aangegeven in paragraaf “4-3. Bedradingsschema”.
Bedrading verbinden met de aansluiting
■
V
oor geslagen bedrading
(1)
Knip het draadeinde met een kniptang af, strip de isolatie
van de geslagen draad zodat deze ongeveer 10 mm bloot
komt en draai de strengen netjes in elkaar
.
Geslagen draad
Ringaansluiting
Strip 10 mm
(2)
Gebruik een kruiskopschroevendraaier om de schroef
(schroeven) van het aansluitingenbord te verwijderen.
(3)
Gebruik gereedschap voor een ringaansluiting of een tang
en klem een ringaansluiting op elk gestript draadeinde.
(4)
Breng de ringaansluiting op zijn plaats en draai de
eerder verwijderde aansluitingschroef weer vast met een
schroevendraaier
.
Schroef en speciale tussenring
Ringaansluiting
Aansluitingenbord
Ringaansluiting
Schroef
Speciale tussenring
Draad
Draad
(6) •
De verbindingskabel tussen de binnenunit en de buitenunit moet een goedgekeurde, flexibele kabel zijn van 5 of
3 *1,5 mm
2
met polychloropreenomhulling. T
ypeaanduiding 60245 IEC 57 (H05RN-F
, GP85PCP
, enz.) of zwaardere kabel.
•
Gebruik de standaardnetsnoeren voor Europa (zoals H05RN-F of H07RN-F die voldoen aan CENELEC (HAR) specificaties)
of gebruik snoeren die gebaseerd zijn op de IEC-normen. (60245 IEC57, 60245 IEC66)
W
AARSCHUWING
Losse bedrading kan leiden tot oververhitting van de aansluiting of tot storingen aan de apparatuur
.
Dit kan ook leiden tot brandgevaar
.
Zorg er daarom voor dat alle bedrading goed wordt vastgezet.
W
anneer de stroomdraden worden verbonden met de aansluiting, dient u de instructies onder “Bedrading verbinden met de aansluiti
ng”
te volgen en de draden goed vast te zetten met de schroef van het aansluitingenbord.
■
V
o
orbeelden van afgeschermde draden
(1)
V
erwijder de isolatie en wees voorzichtig dat u de
gevlochten afscherming niet beschadigt.
(2)
Pluis de gevlochten afscherming voorzichtig uit elkaar en
draai de draadjes netjes in elkaar
. Isoleer de afgeschermde
draden met een isolatiebuisje of met isolatieband.
Isolatieband
Gevlochten afscherming
(3)
V
erwijder de isolatie van de signaaldraad.
8 mm
Isolatieband
Gevlochten afscherming
(4)
Bevestig ringaansluitingen aan de signaaldraden en de
afgeschermde draden die u bij stap (2) geïsoleerd hebt.
■
Aardingskabel voor voeding
De aardingskabel moet voor de veiligheid langer zijn dan de
andere stroomdraden.
00̲280220̲2WAY̲Ned.indb 28
2016/06/14 19:04:14
00̲280434̲Mini̲VRF̲Mentsuke.indb 166
00̲280434̲Mini̲VRF̲Mentsuke.indb 166
2016/06/16 11:39:03
2016/06/16 11:39:03