
35
11
Voordat een Portex® Tracheostomie-tube buiten het ziekenhuis
toegepast kan worden dient de patiënt door een geschoolde
medewerker geïnstrueerd te zijn in een veilig gebruik en de
behandeling van dit product. Een handleiding patiëntenzorg is
bij de Smiths Medical klantenservice verkrijgbaar.
12
Gebruik voor het reinigen van enig onderdeel van
de tracheostomie-tube geen andere dan de in de
Reinigingsinstructies aangegeven oplossingen.
13
Gebruik voor het schoonmaken van de binnencanule
geen schurende reinigingsmiddelen. Gebruik uitsluitend
de meegeleverde reinigingsborstel. Deze borstel mag niet
gebruikt worden om de tracheostomie-tube schoon te maken.
14
De Blue Line Ultra® Tracheostomie-tubes en Binnencanules
zijn ontworpen en bestemd om bij één patiënt gebruikt
te worden. Ze mogen met geen enkele methode opnieuw
gesteriliseerd worden.
15
Repositioneren van een tracheostomie-tube met een
geïnflateerde cuff in situ dient vermeden te worden.
WAARSCHUWINGEN:
1 Voordat er een tracheostomie-tube met een cuff verwijderd
kan worden dient alle lucht uit de cuff gehaald te zijn om
beschadiging van de trachea en het stoma te voorkomen.
2 Als de tracheostomie-tube van tevoren glad is gemaakt,
zorg er dan voor dat het glijmiddel het lumen van de tube
niet afsluit en ademhaling c.q. beademing van de patiënt
belemmerd wordt.
3 De cuff mag niet met een afgemeten hoeveelheid lucht
of op geleide van de tegendruk van de spuit geïnflateerd
worden, omdat er tijdens inflatie weinig weerstand te
voelen zal zijn.
4 Tijdens anesthesie kan er lachgas naar de cuff diffunderen
waardoor de druk in de cuff kan gaan schommelen.
5 De spanning in de cuff dient regelmatig gecontroleerd
te worden. Overinflatie van de cuff kan irreversibel
trachealetsel tot gevolg hebben.
6 Contact met elektro-chirurgische elektrodes en
chirurgische laserstralen dient te worden vermeden omdat
PVC hierdoor toxische rookgassen aan de lucht kan afgeven
of in een met zuurstof verrijkte omgeving (bijv. tijdens
anesthesie) kan ontbranden.
7 Gebruik bij handmatig of mechanisch beademen nooit een
Portex® Gevensterde Tracheostomie-tube, behalve als er
een Portex® ongevensterde binnencanule geplaatst is om
gaslekkage via de vensters van de tracheostomie-tube te
voorkomen.
8 Gebruik deze tracheostomie-tube niet bij patiënten met
anatomische afwijkingen aan de bovenste luchtwegen,
omdat dit in een partiële of totale luchtwegobstructie kan
resulteren.
9 Als de voerdraad tijdens het gebruik van de
Vervangingskit voor tracheostomie beschadigd raakt, kan
het problematisch zijn de procedure voort te zetten. Als dit
zich voordoet, kan er alleen verder gewerkt worden als:-
(a) het beschadigde gedeelte van de voerdraad tot in de
trachea opgeschoven kan worden en
(b) er zoveel lengte onbeschadigde voerdraad over is dat
de obturator opgeschoven kan worden zonder in
contact methet beschadigde gedeelte van de
voerdraad te komen.
Als de voerdraad niet meer te gebruiken is of als er
twijfel bestaat over de bruikbaarheid van de beschadigde
voerdraad, dan dient er een nieuwe Vervangingskit voor
tracheostomie met een nieuwe voerdraad gebruikt te
worden.
10 Indien er een Portex® Gevensterde Tracheostomie-tube
met een Decanulatiekap gebruikt wordt, dient er ofwel een
gevensterde binnencanule gebruikt ofwel een aanwezige
ongevensterde binnencanule verwijderd te worden. In
beide gevallen dient de cuff van de tracheostomie-tube
geheel gedeflateerd te zijn. Indien dit niet gebeurd kan de
luchtpijp geheel of gedeeltelijk geobstrueerd worden.
11 Er dient voorzichtig gehandeld te worden als er
een Decanulatiekap samen met een gevensterde
tracheostomie-tube met een cuff gebruikt wordt.
De gebruiker moet ervoor zorgen dat de cuff geheel
gedeflateerd is en dat er een gevensterde binnencanule
wordt gebruikt, of dat de binnencanule verwijderd
is. Indien dit niet gebeurd kan de luchtpijp geheel of
gedeeltelijk geobstrueerd worden. Observeer de patiënt
op symptomen van ademhalingsmoeilijkheden en
verwijder de Decanulatiekap zonodig onmiddellijk.
12 De Decanulatiekap mag uitsluitend bij een gevensterde
tracheostomie-tube toegepast worden.
13 De binnencanule mag niet met een glijmiddel
behandeld worden. De binnencanule kan erdoor verstopt
raken en moeilijk of niet in de tracheostomie-tube op zijn
plaats blijven.
14 Indien het niet mogelijk is de binnencanule uit de
tracheostomie-tube te halen, probeer dan niet om dit
met geweld te doen. In voorkomende gevallen dienen de
tracheostomie-tube en de binnencanule samen verwijderd
en door een nieuwe tracheostomie-tube en binnencanule
vervangen te worden.
15 Zorg ervoor dat een eventueel toegepaste binnencanule
zowel de juiste diameter als de juiste lengte heeft voor
de in gebruik zijnde tracheostomie-tube. Op de flens van
de tube, het label van de verpakking en op aanvullende
patiëntenlabels staat de maat aangegeven om vast te
kunnen stellen welke binnencanule gebruikt moet worden.
Gebruik uitsluitend een binnencanule die specifiek
geleverd wordt voor gebruik bij een tube uit de Portex®
Blue Line Ultra® serie.
16 Indien er een binnencanule met een verkeerde diameter
gebruikt wordt, kan dit tot problemen bij het inbrengen
leiden of de luchtstroom onnodig belemmeren. Een te
lange binnencanule kan te ver uit de buitentube steken,
waardoor de trachea beschadigd of geoccludeerd kan
worden. Indien er een te korte binnencanule gebruikt
wordt, kan er secreet ophopen, hetgeen infectie of
verstopping van de tracheostomie-tube tot gevolg kan
hebben.
17 Een tracheostomie-tube dient, afhankelijk van de
individuele behoefte van de patiënt, regelmatig vervangen
te worden.
18 Bij gebruik van een binnencanule wordt de luchtweg
1,5mm nauwer (behalve als er een tracheostomie-tube
van 6,0mm gebruikt wordt; in dat geval wordt de luchtweg
1,0mm nauwer).
Uncontrolled
Copy