
34
10
Haal het ‘Flenslabel’ van de achterkant (verwijder het ronde
inzetstuk), vouw het label dubbel en plak het over de 15mm
connector van de tracheostomie-tube zodat de maat van de
gebruikte tube nagegaan kan worden en het personeel zonodig
attent wordt gemaakt op de aanwezigheid van vensters.
11
Er worden twee binnencanules meegeleverd, zodat de ene
canule gebruikt kan worden terwijl de andere gereinigd wordt.
12
Inspecteer de binnencanule voordat de canule (opnieuw)
wordt ingebracht, en gooi de canule weg als er knikken,
breuken of beschadigingen worden geconstateerd. Er zijn
vervangende binnencanules verkrijgbaar (100/850 of 100/851).
Voer onderstaande bijkomende procedures uit als de
Vervangingskit voor tracheostomie met voerdraad wordt gebruikt.
13
Controleer of de voerdraad gemakkelijk door de obturator of
de nieuwe tracheostomie-tube heen-en-weer glijdt.
14
Breng de voerdraad met de J-tip voorop in de nog aanwezige
tracheostomie-tube, en breng de voerdraad minimaal 10cm in
de tracheostomie-tube en de trachea in.
15
Controleer of de voerdraad ongehinderd door de
tracheostomie-tube heen-en-weer bewogen kan worden.
16
Verwijder de tracheostomie-tube. Houd het losse uiteinde van
de voerdraad tussen duim en wijsvinger vast om te voorkomen
dat de draad beschadigd wordt, en schuif de nieuwe
tracheostomie-tube over de voerdraad tot in de trachea.
17
Verwijder de voerdraad en de obturator, maar laat de
tracheostomie-tube liggen. Fixeer de tracheostomie-tube met
de meegeleverde tracheostomie-tube-houder (100/503/200).
18
Nadat de tracheostomie-tube verwisseld is, is het aan te
bevelen de tracheostomie-tube en de trachea uit te zuigen
zodat de luchtwegen vrij zijn. Als er door het verwisselen van
de tube een bloeding optreedt, dan kan dit tot stolselvorming
in en daardoor ernstige obstructie van de luchtwegen leiden.
VERVANGEN VAN DE BINNENCANULE:
1
Koppel de tracheostomie-tube los van het
beademingssysteem.
2
Verwijder de oude binnencanule.
3
Breng een nieuwe of een reserve binnencanule in.
4
Sluit het beademingssysteem weer aan en controleer
dit op veiligheid.
5
De oude binnencanule moet gereinigd of weggegooid
worden.
REINIGINGSINSTRUCTIES -
BINNENCANULE:
Het verdient aanbeveling de binnencanule zowel dagelijks
als elke keer als de canule verontreinigd is met slijm of
afscheidingsproducten schoon te maken. Dit varieert naar
gelang de individuele behoefte van elke patiënt.
Om gereinigd te kunnen worden dient de binnencanule altijd uit
de tracheostomie-tube verwijderd te worden.
1
Laat de binnencanule in een steriele fysiologische
zoutoplossing of een milde reinigingsoplossing weken.
2
Beweeg de binnencanule in de oplossing heen en weer
om de afscheidingsproducten los te schudden. Gebruik de
meegeleverde reinigingsborstel om alle opgedroogde of
kleverige afscheidingsproducten te verwijderen.
3
Na afloop van het weken en reinigen dienen de binnencanule
en de reinigingsborstel met een schone steriele fysiologische
zoutoplossing afgespoeld te worden.
4
Laat de binnencanule aan de lucht opdrogen. Als de
binnencanule droog is, dient de canule op een schone, droge,
stofvrije plaats bewaard te worden.
REINIGINGSINSTRUCTIES -
TRACHEOSTOMIE-TUBE:
De tracheostomie-tube mag uitsluitend met een steriele
fysiologische zoutoplossing schoongemaakt worden.
VOORZORGSMAATREGELEN:
1
Bij het aansluiten van een beademingssysteem dienen alle
connectors op veiligheid te worden gecontroleerd. Deze
controle dient daarna op gezette tijden te worden uitgevoerd.
Bij het loskoppelen kan een ontkoppelhulpstuk (100/555/000)
gebruikt worden.
2
De luchtwegen van de patiënt dienen adequaat bevochtigd te
worden (bijv. met de Portex® Thermovent® HEPA+ 100/586/000,
of de Portex® Thermovent® T 100/570/015) om korstvorming in
de tracheostomie-tube en/of de binnencanule en beschadiging
van de mucosa tot een minimum te beperken.
3
De doorgankelijkheid van het lumen van de tracheostomie-
tube dient gewaarborgd te worden door de binnencanule
regelmatig schoon te zuigen en te reinigen. Om de luchtwegen
doorgankelijk te houden dient de binnencanule regelmatig
gecontroleerd en zonodig vervangen te worden. De maximaal
aanbevolen gebruiksperiode bedraagt 30 dagen.
4
De spanning en het volume van de cuff dienen regelmatig
gecontroleerd, bijgesteld en geregistreerd te worden, zodat er
geen letsel door overinflatie op kan treden.
5
De hulpmiddelen die bij het inflateren van de cuff gebruikt
worden dienen schoon en stofvrij te zijn. Nadat de cuff
geïnflateerd is, dient het inflatiehulpmiddel onmiddellijk uit
de inflatieklep verwijderd te worden. Plaats vervolgens de
stofkap. Test de cuff door hem te inflateren voordat de cuff
wordt ingebracht.
6
Houd scherpe voorwerpen uit de buurt van de cuff.
7
De inflatieklep kan de helderheid van MRI-beelden
beïnvloeden. Houd de klep buiten het te scannen gebied.
8 Er dient op gelet te worden dat de binnencanule tijdens het
reinigen niet geknikt of beschadigd wordt, en dat er geen
geknikte of beschadigde binnencanule in de tracheostomie-
tube ingebracht wordt.
9
Controleer, nadat de tube is ingebracht, de positie van de tube
en de locatie van de vensters met bijvoorbeeld een thoraxfoto.
10
Na het plaatsen dienen positionering en doorgankelijkheid van
de vensters van een Portex® Gevensterde Tracheostomie-tube
en de binnencanule onmiddellijk gecontroleerd te worden om
vast te stellen of de vensters optimaal gepositioneerd zijn; dit
dient regelmatig herhaald te worden om er zeker van te zijn dat
de vensters niet door weefselgranulatie geobstrueerd worden.
Uncontrolled
Copy