120
• Het hoofd van de patiënt moet worden uitgestrekt
met flexie van de nek in een positie die gewoonlijk
wordt gebruikt voor tracheale intubatie (d.w.z. 'de
snuffelpositie').
3.3. Inbrengen
• Gebruik geen overmatige kracht.
• Houd het omhulsel van de connector met uw duim op
de verticale lijn van het omhulsel en plaats drie vingers
aan de andere kant van het omhulsel. Plaats uw andere
hand onder het hoofd van de patiënt.
4
• Zorg dat het uiteinde van de cuff omhoog duwt,
tegen het harde gehemelte aan, en druk de cuff er
plat tegenaan.
5
• Controleer of de tip van de cuff plat tegen het
gehemelte is gedrukt voordat u verdergaat – duw de
kaak voorzichtig omlaag met uw middelvinger om de
mond verder te openen.
• Zorg ervoor dat de tip van de cuff niet in de valleculae
of de glottische opening komt en niet vast komt te
zitten tegen de epiglottis of de arytenoïden. De cuff
moet tegen de posterieure faryngeale wand van de
patiënt worden gedrukt.
• Wanneer het masker op zijn plaats zit,
wordt weerstand gevoeld.
• Zorg er na het inbrengen voor dat de lippen niet vast
komen te zitten tussen het omhulsel van de connector
en de tanden om trauma aan de lippen te voorkomen.
INBRENGPROBLEMEN
• Voor pediatrische patiënten wordt een gedeeltelijke
draaitechniek aanbevolen in geval van problemen
met de plaatsing.
• Hoesten en adem inhouden tijdens het inbrengen
van de Ambu Aura-i wijst op onvoldoende
anesthesiediepte – Verdiep de anesthesie onmiddellijk
met inhalatie- of intraveneuze middelen en start
handmatige beademing.
• Als u de mond van de patiënt niet voldoende kunt
openen om het masker in te brengen, controleer dan
of de patiënt voldoende onder narcose is. Vraag een
assistent om de kaak naar beneden te trekken, zodat u
gemakkelijker in de mond kunt kijken en de positie van
het masker kunt controleren.
• Als het tijdens het inbrengen van de Aura-i lastig
is om langs de hoek aan de achterkant van de tong
te manoeuvreren, drukt u de tip stevig op het
gehemelte, anders kan de tip dubbelvouwen of een
onregelmatigheid in de posterieure farynx vertonen,
bijv. hypertrofie van de keelamandelen. Als de cuff
niet plat ligt of tijdens het inbrengen begint te krullen,
trekt u het masker terug en brengt u het opnieuw in.
In het geval van een tonsillaire obstructie wordt een
diagonale beweging van het masker aanbevolen.
3.4. Bevestiging
Bevestig Aura-i zo nodig met plakband of een daarvoor
geschikte mechanische slanghouder op het gezicht van
de patiënt.
7
Het wordt aanbevolen om een gaasbijtblok
te gebruiken.
3.5. Opblazen
• Vul de cuff zonder de slang vast te houden met precies
voldoende lucht voor een afsluiting die gelijk is aan
een druk in de cuff van maximaal 60 cmH
2
O.
6
Vaak is
slechts de helft van het maximale volume voldoende
om een afdichting te verkrijgen – raadpleeg tabel 1
voor maximale intracuffvolumes.
• Controleer de cuffdruk continu tijdens de chirurgische
ingreep met een cuffdrukmeter. Dit is vooral belangrijk
bij langdurig gebruik of bij gebruik van lachgas.
• Let op de volgende tekenen van correcte plaatsing:
De mogelijke licht naar buiten gerichte beweging van
de slang bij het vullen van de cuff, de aanwezigheid van
een gladde ovale zwelling in de nek rond de schildklier
en het cricoïde gebied, of geen cuff zichtbaar in
de mondholte.
• Het masker kan de eerste drie of vier ademhalingen
enigszins lekken voordat het in de farynx op zijn plaats
tot rust komt. Als de lekkage aanhoudt, controleert u of
er voldoende anesthesiediepte is en of de pulmonale
opblaasdruk laag is voordat u ervan uitgaat dat het
opnieuw inbrengen van de Aura-i noodzakelijk is.