
127
uitzuigen van de patiënt;
•
De cuffdruk mag niet hoger zijn dan
25 cm H
2
O. Vermenging van lachgas,
zuurstof of lucht kan leiden tot een
toename of afname van de cuffdruk;
•
Gebruik de camera niet wanneer de
temperatuur van het ingeademde
gas voor een kunstmatig beademde
patiënt hoger is dan 34 °C;
•
Blaas de cuff niet te ver op. Wanneer u
de cuff te ver opblaast, kan dit leiden
tot tracheale beschadiging, een breuk
in de cuff waardoor deze leegloopt,
of vervorming van de cuff, waardoor
de luchtweg geblokkeerd kan raken;
•
Gebruik de buis niet wanneer de cuff
beschadigd is. Wees voorzichtig om
beschadiging van de cuff tijdens de
intubatie te voorkomen;
•
Gebruik de buis niet wanneer de cuff
beschadigd is. Benige anatomische
structuren, zoals tanden, of
intubatiehulpmiddelen met scherpe
oppervlakken in het intubatiepad,
kunnen de integriteit van de cuff
aantasten. U dient zorgvuldig te
werk te gaan om tijdens de intubatie
beschadiging van de dunwandige cuff
te vermijden. Beschadiging van de cuff
kan ertoe leiden dat de patiënt de
traumatische procedure van extubatie
en nieuwe intubatie moet ondergaan;
•
De cuff moet volledig leeg zijn voor de
buis opnieuw wordt gepositioneerd.
Wanneer de buis wordt bewogen
terwijl een cuff is opgeblazen, kan de
cuff beschadigd raken. Ook kan letsel
bij de patiënt ontstaan, waardoor een
medische ingreep noodzakelijk is;
•
Wanneer de buis voorafgaand aan
de intubatie is gesmeerd, dient u te
controleren of het smeermiddel niet
in het lumen van de buis of in het
vulsysteem voor de cuffs is gekomen,
waardoor ventilatie onmogelijk is of de
cuff beschadigd raakt. Smeermiddel
dat het lumen is binnengedrongen of
blokkeert, kan leiden tot aantasting
van de ventilatie en van het juist
functioneren van de cuff;
•
Vertrouwen op de gegradueerde
zwarte dieptemarkeringen op de
buis mag nooit ten koste gaan
van deskundige beoordeling. De
gebruiker dient rekening te houden
met anatomische verschillen, zoals de
variatie in de lengte van de luchtweg.
De intubatie en extubatie dienen te
worden uitgevoerd overeenkomstig
de geldende medische technieken;
•
De locatie van VivaSight-SL dient bij
iedere patiëntbeweging gecontroleerd
te worden. Wanneer na intubatie
extreme buiging van het hoofd (kin op
de borst) of beweging van de patiënt
(bijv. naar de zij of voorover) plaatsvindt,
dan dient u te controleren dat de
VivaSight-SL op zijn plaats blijft;
•
Gebruik geen ander intubatiestilet dan
het bij de VivaSight-SL geleverde stilet.
•
Elektronische apparatuur en het
VivaSight-SL-systeem kunnen de
normale werking van het andere
systeem beïnvloeden. Als het
VivaSight-SL-systeem naast of
gestapeld op andere apparatuur
wordt gebruikt, moet u vóór gebruik
controleren of het VivaSight-SL-
systeem en de overige elektronische
apparatuur normaal functioneert.
Het kan nodig zijn om maatregelen
te nemen om deze storingen of
onderbrekingen te beperken, zoals
het draaien of verplaatsen van de
apparatuur of het afschermen van de
ruimte waarin de apparatuur wordt
gebruikt. Raadpleeg bij het plaatsen
van het VivaSight-SL-systeem de
tabellen in bijlage 1 (Engelse versie).
•
Draagbare RF-communicatieapparatuur
dient (inclusief randapparatuur zoals
antennekabels en externe antennes)
niet dichter dan 30 cm (12 inch)
bij enig deel van het systeem te
worden gebruikt. Dit geldt ook voor
door de fabrikant gespecificeerde
kabels. Het niet in acht nemen
hiervan kan de prestaties van deze
apparatuur aantasten.
•
De VivaSight-SL mag niet worden
gebruikt als er ontvlambare