gecorreleerd te worden aan de klinische beoordeling van de patiënt. Wanneer röntgenologische
veranderingen worden waargenomen, zoals het optreden van radiolucenties, botresorptie, of
mogelijke veranderingen in de positie van een implantaat, dienen deze veranderingen
nauwlettend geobserveerd te worden om te bepalen of deze statisch of progressief zijn en moet
de patiënt een passende behandeling ontvangen.
BIJWERKINGEN EN COMPLICATIES
Hieronder volgen de over het algemeen meest frequent optredende bijwerkingen en
complicaties van een heupartroplastiek:
Algemeen
1. verandering in de positie van de prothetische componenten, vaak in verband met de factoren
vermeld in WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN;
2. vroegtijdig of in een late fase losraken van de prothetische componenten, vaak in verband
met factoren vermeld in WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN;
3. fractuur als gevolg van vermoeidheid van de femursteel, vaak in verband met factoren
vermeld in WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN;
4. overmatige slijtage of fractuur van de steuncomponenten als gevolg van: intra-operatieve
beschadiging van de prothesecomponenten, los cement, botfragmenten, metaaldeeltjes,
keramische deeltjes of andere factoren die worden vermeld in WAARSCHUWINGEN EN
VOORZORGSMAATREGELEN;
5. vroege of late infectie;
6. perifere neuropathieën; subklinische zenuwbeschadiging kan ook optreden als gevolg van
chirurgisch trauma;
7. weefselreacties, osteolyse en/of losraken van een implantaat, veroorzaakt door
metaalcorrosie, allergische reacties, slijtage of deeltjesdetritus (zoals los cement, metaal-,
polyethyleen- of keramische deeltjes).
Intra-operatief
1. acetabulumperforatie;
2. perforatie, fissuur of fractuur van de femurschacht, waarvoor toepassing van interne fixatie
noodzakelijk kan zijn;
3. trochanterfractuur;
4. beschadiging van bloedvaten (bijv. arteria iliaca, obturatoria en femoralis);
5. tijdelijke of permanente zenuwbeschadiging (bijv. nervus femoralis, obturatorius of
geïsoleerde nervus peroneus);
6. subluxatie of dislocatie van het heupgewricht als gevolg van de selectie van het formaat of
de configuratie van het implantaat, positionering van componenten en/of verslapping van
spier- en fibreus weefsel;
7. breuk of afsplinteren van de keramische femurkop;
8. verlenging of verkorting van de betreffende extremiteit.
Vroeg postoperatief
1. cardiovasculaire aandoeningen, waaronder veneuze trombose, longembolie en
myocardinfarct;
2. hematoom en /of trage wondgenezing;
3. longontsteking en/of atelectase;
4. subluxatie of dislocatie.
47
Summary of Contents for ACTIS DUOFIX
Page 2: ...2 ACTIS DUOFIX HIP PROSTHESIS ...
Page 109: ...109 ...
Page 110: ...110 ...
Page 111: ...111 ...