5.5.2 Verbinding met de draadvoeder..................................................... 31
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET
5.5.3 Verbinding retourkabel van de lasstroom ........................................ 31
5.5.4 Verbinding toorts............................................................................ 31
BOOGLASSEN .......................................................... 29
5.5.5 Aanbevelingen .............................................................................. 31
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING............ 30
2.1 INLEIDING ............................................................................................... 30
5.6 LADING DRAADSPOEL........................................................................... 31
2.2 HOOFDKENMERKEN ............................................................................. 30
5.7 VERVANGING VAN HET OMHULSEL DRAADGELEIDER
2.3 LASBAARHEID VAN DE METALEN.......................................................... 30
IN DE TOORTS......................................................................................... 31
2.4 SERIE ACCESSOIRES ............................................................................ 30
5.7.1 Spiraalvormig omhulsel voor stalen draden .................................... 31
2.5 ACCESSOIRES OP AANVRAAG ............................................................. 30
5.7.2 Omhulsel in synthetisch materiaal voor aluminium draden .............. 32
3. TECHNISCHE GEGEVENS ........................................ 30
6. LASOPERATIE: BESCHRIJVING
3.1 KENTEKENPLAAT................................................................................... 30
VAN DE PROCEDURE................................................ 32
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS..................................................... 30
6.1 OVERDRACHTWIJZES (SMELTEN) VAN DE DRAADELEKTRODE ... 32
4. BESCHRIJVING VAN DE LASMACHINE .................. 30
6.1.1 Short arc (Korte boog) ................................................................... 32
4.1 INRICHTINGEN VAN CONTROLE, REGELING EN VERBINDING......... 30
6.1.2 Spray Arc (Spray boog).................................................................. 32
4.1.1 Lasmachine.................................................................................... 30
6.2 REGELING VAN DE PARAMETERS VAN HET LASSEN ........................ 32
4.1.2 Draadvoeder .................................................................................. 30
6.2.1 Beschermend gas .......................................................................... 32
4.2 THERMISCHE BESCHERMING .............................................................. 31
6.2.2 De Lasstroom................................................................................. 32
4.3 BESCHERMING WEGENS ONVOLDOENDE DRUK
6.2.3 De Boogspanning.......................................................................... 32
VAN HET CIRCUIT WATERKOELING ...................................................... 31
6.2.4 Kwaliteit van het lassen................................................................... 32
5. INSTALLATIE.............................................................. 31
7. ONDERHOUD............................................................. 32
5.1 INRICHTING ............................................................................................ 31
7.1 GEWOON ONDERHOUD ........................................................................ 32
5.2 WIJZEN VAN OPHIJSEN VAN DE LASMACHINE..................................... 31
7.1.1 Toorts ............................................................................................. 32
5.3 PLAATSING VAN DE LASMACHINE ........................................................ 31
7.1.2 Draadvoeder .................................................................................. 32
5.4 AANSLUITING OP HET NET.................................................................... 31
7.2 BUITENGEWOON ONDERHOUD ........................................................... 32
5.4.1 Waarschuwingen ........................................................................... 31
8. ANOMALIEËN, OORZAKEN EN REMEDIES ............. 32
5.4.2 Stekker en contact .......................................................................... 31
5.4.3 Verandering spanning .................................................................... 31
5.5 VERBINDINGEN VAN HET LASCIRCUIT................................................. 31
5.5.1 Verbinding met de gasfles.............................................................. 31
5.5.6 Verbinding groep koeling water G.R.A. (alleen voor versie R.A.) ...... 31
pag.
LASMACHINE MET CONTINUE DRAADVOEDING MET BOOG MIG/MAG EN
De speciale beschermende vuurwerende kledingstukken dragen en hierbij
VOORZIENE FLUX VOOR PROFESSIONEEL EN INDUSTRIEEL GEBRUIK.
vermijden de huid bloot te stellen aan de ultraviolet en infrarood stralen
Opmerking: In de volgende tekst zal de term lasmachine gebruikt worden .
geproduceerd door de boog; de bescherming moet ook uitgebreid worden
naar de andere personen in de nabijheid van de boog middels niet
reflecterende schermen of gordijnen.
1.ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET BOOGLASSEN
- Lawaai: Indien omwille van bijzonder intensieve lasoperaties een persoonlijk
De operator moet voldoende ingelicht zijn voor wat betreft een veilig gebruik van
dagelijks niveau van blootstelling (LEPd) wordt vastgesteld dat gelijk is aan of
de lasmachine en over de risico's in verband met de procedures van het
groter is dan 85db (A), is het gebruik verplicht van adequate individuele
booglassen, de desbetreffende beschermingsmaatregelen en procedures bij
beschermingsmiddelen.
noodgevallen.
(Ook beroep doen op de TECHNISCHE SPECIFICATIE IEC of CLC/TS 62081 :
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN APPARATUUR VOOR HET BOOGLASSEN).
-
De doorgang van de lasstroom veroorzaakt het ontstaan van
- Rechtstreeks contact met de lascircuits vermijden; de nullastspanning
elektromagnetische velden (EMF) geplaatst in de omgeving van het
geleverd door de lasmachine kan in bepaalde gevallen gevaarlijk zijn.
lascircuit.
- De verbinding van de laskabels, de operaties van nazicht en reparatie moeten
De elektromagnetische velden kunnen interfereren met sommige medische
uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die losgekoppeld is
toestellen (vb. Pace-maker, beademingstoestellen, metalen prothesen enz.).
van het voedingsnet.
Er moeten adequate beschermende maatregelen getroffen worden voor de
- De lasmachine uitschakelen en loskoppelen van het voedingsnet voordat men
dragers van deze toestellen. Zo moet bijvoorbeeld de toegang naar de
de versleten elementen van de toorts vervangt.
gebruikszone van de lasmachine verboden worden.
- D e e l e k t r i s ch e i n s t a l l a t i e u i t vo e r e n vo l g e n s d e vo o r z i e n e
Deze lasmachine beantwoordt aan de technische standaards van het product
ongevallenpreventienormen en -wetten.
voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen voor professionele
- De lasmachine mag uitsluitend verbonden worden met een voedingsnet met
doeleinden. De overeenstemming met de basislimieten m.b.t. de menselijke
een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
blootstelling aan elektromagnetische velden in huiselijk milieu is niet
- Verifiëren of het voedingscontact correct verbonden is met de beschermende
gegarandeerd.
aarde.
- De lasmachine niet gebruiken in vochtige of natte ruimten of in de regen.
De operator moet de volgende procedures gebruiken teneinde de blootstelling
- Geen kabels met een versleten isolering of met loszittende verbindingen
aan de elektromagnetische velden te verminderen:
gebruiken.
-
De twee laskabels zo dicht mogelijk samen bevestigen.
- In aanwezigheid van een koelunit met vloeistof moeten de operaties van het
-
Het hoofd en de romp van het lichaam zo ver mogelijk van het lascircuit
vullen uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die
houden.
losgekoppeld is van het voedingsnet.
-
De laskabels nooit rond het lichaam draaien.
-
Niet lassen met het lichaam midden in het lascircuit. Beide kabels langs
hetzelfde gedeelte van het lichaam houden.
-
De retourkabel van de lasstroom verbinden met het te lassen stuk zo dicht
mogelijk bij het lassen in uitvoering.
-
Niet lassen in de nabijheid van, zittend of steunend op de lasmachine
- Niet lassen op containers, bakken of leidingen die vloeibare of gasachtige
(minimum afstand: 50cm).
ontvlambare producten bevatten of bevat hebben.
-
Geen ferromagnetische voorwerpen in de nabijheid van het lascircuit laten.
- Vermijden te werken op materialen die schoongemaakt zijn met
-
Minimum afstand d=20cm (Afb. N).
chloorhoudende oplosmiddelen of in de nabijheid van dergelijke producten.
- Niet lassen op bakken onder druk.
- Alle ontvlambare producten uit de werkzone verwijderen (vb. hout, papier,
vodden, enz.).
- Zorgen voor een adequate ventilatie of voor geschikte middelen voor de afvoer
van de lasrook in de nabijheid van de boog; er is een systematische
-
Apparatuur van klasse A:
benadering nodig voor de evaluatie van de limieten van blootstelling aan de
Deze lasmachine beantwoordt aan de vereisten van de technische standaard van
lasrook in functie van hun samenstelling, concentratie en tijdsduur van de
het product voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen en voor
blootstelling zelf.
professionele doeleinden. De overeenstemming met de elektromagnetische
- De gasfles (indien gebruikt) beschermen tegen warmtebronnen, inbegrepen
compatibiliteit is niet gegarandeerd in de gebouwen voor huiselijk gebruik en in
zonnestralen).
gebouwen die rechtstreeks verbonden zijn met een voedingsnet aan lage
spanning dat de gebouwen voor huiselijk gebruik voedt.
SUPPLEMENTAIRE VOORZORGSMAATREGELEN
,
*
)
- Een adequate elektrische isolering gebruiken tegen de elektrode, het stuk in
- DE OPERATIES VAN HET LASSEN:
bewerking en eventuele op de grond geplaatste metalen elementen die in de
- In een ruimte met een verhoogd risico van elektroshock
nabijheid staan (die toegankelijk zijn).
- In aangrenzende ruimten
Dit kan normaal bekomen worden door het dragen van handschoenen,
- In aanwezigheid van ontvlambare of ontploffende materialen
veiligheidsschoeisel, hoofddeksels en voor dit doel voorziene kledij en
MOETEN vooraf geëvalueerd worden door een Verantwoordelijke expert
middels het gebruik van voetplanken of isolerende tapijten.
en altijd uitgevoerd worden in aanwezigheid van andere personen die
- De ogen altijd beschermen met de speciaal daartoe bestemde niet-actinistiche
opgeleid zijn voor ingrepen in noodgeval.
glazen gemonteerd op maskers of helmen.
pag.
INHOUD
NEDERLANDS
- 29 -