,QVWHOOLQJYDQGHSDUDPHWHUV
In de handmatige modus worden de voedingssnelheid van de draad en de lasspanning
apart geregeld. De knop (Fig. C-1) regelt de snelheid van de draad, de knop (Fig
C-2) regelt de lasspanning (die het lasvermogen bepaalt en de vorm van de lasnaad
beïnvloedt). De lasstroom wordt alleen op het display (Fig. G-2) weergegeven tijdens
het lassen.
%(',(1,1*9$1'(72257672(76
%HGLHQLQJVPRGXVYDQGHWRRUWVWRHWV
Er kunnen 3 verschillende bedieningsmodi van de toorts-toets worden ingesteld, die
zowel in de synergetische als in de handmatige werking gelden:
3XOVPRGXV)LJ+
Hiermee kunnen MIG/MAG-pulsen worden uitgevoerd, met controle van de duur van
de las (instelling: OFF uitgeschakeld; 0.1÷5 sec. actief).
7PRGXV)LJ+
Het lassen begint met een druk op de toorts-toets en eindigt wanneer de toets wordt
losgelaten.
7PRGXV)LJ+
Het lassen begint door de toorts-toets in te drukken en weer los te laten en eindigt
pas wanneer de toorts-toets nogmaals wordt ingedrukt en losgelaten. Deze modus is
handig voor langdurig lassen.
'HEHGLHQLQJVPRGXVYDQGHWRRUWVWRHWVLQVWHOOHQ
Om het parameter-instelmenu te openen, houdt u de knop (Fig. C-2) ten minste 3
seconde ingedrukt en laat u deze weer los:
a) regeling pulstijd (Fig. H-2 knippert)
- draai aan de knop (Fig. C-2) om de gewenste tijd te selecteren of selecteer
“OFF” om de functie uit te schakelen; bevestig door de knop in te drukken en
weer los te laten.
Als de pulstijd is ingesteld op een waarde tussen 0.1-5 sec. is het niet mogelijk de
modus “2T/4T” te selecteren; in dit geval wordt met een druk op de knop het menu
afgesloten.
b) selectie van 2T of 4T (Fig. H-3 knippert)
U kunt alleen kiezen voor gebruik van de modus 2T of 4T als de pulstijd op “OFF”
is ingesteld. Draai aan de knop om de gewenste modus te selecteren en bevestig
dan met een druk op de knop om het menu af te sluiten.
*($9$1&((5'(,167(//,1*(1
5HJHOEDUHJHDYDQFHHUGHSDUDPHWHUV
Zowel in de synergetische als in de handmatige werking kunnen de volgende
lasparameters worden aangepast:
6WLMJLQJGUDDG)LJ+
Hiermee kan de vertrekstijging van de draad worden ingesteld om de eventuele
beginophoping in de lasnaad te voorkomen. Instelling van 30 tot 100 (vertrek in % van
de bedrijfssnelheid).
(OHNWURQLVFKHUHDFWDQWLH)LJ+
Hiermee kan de lasdynamiek worden ingesteld op basis van het gebruikte materiaal
en gas.
Instelling van 0 (machine met weinig reactantie) tot 5 (machine met veel reactantie).
%UDQGWLMGYDQGHGUDDGWRWKHWHLQGHYDQKHWODVVHQEXUQEDFN)LJ+
Hiermee kan de brandtijd van de draad tot aan het einde van het lassen worden
ingesteld om het afsnijden van de draad aan het einde te optimaliseren en het opnieuw
starten met lassen te vergemakkelijken.
Instelling van 0 tot 200 (honderden seconden).
3RVWJDV)LJ+
Hiermee kan de uitstroomtijd van het beschermgas worden ingesteld aan het einde
van het lassen (instelling 0÷5 seconden). Deze instelling garandeert bescherming van
het lassen en koeling van de toorts.
,QVWHOOLQJYDQGHJHDYDQFHHUGHSDUDPHWHUV
Om het instelmenu van de geavanceerde parameters te openen, houdt u tegelijkertijd
de knoppen (Fig. C-1) en (Fig. C-2) ten minste 1 seconde ingedrukt en laat u ze weer
los. Iedere parameter kan worden ingesteld op de gewenste waarde door aan de knop
te draaien/erop te drukken (Fig. C-2) (waarde wordt weergegeven in (Fig.H-7)) totdat
het menu wordt afgesloten.
5(67$57'()$8/7
De instellingen van het lasapparaat kunnen worden teruggezet op de
fabrieksinstellingen door de twee knoppen (Fig. C-1) en (Fig. C-2) in te drukken tijdens
het opstarten.
$/$500(/',1*(1
De reset is automatisch wanneer de oorzaak van het alarm is opgeheven.
$ODUPPHOGLQJHQGLHRSKHWGLVSOD\NXQQHQYHUVFKLMQHQ
-
Inschakeling van de thermische beveiliging van het lasapparaat. De werking
wordt onderbroken totdat de machine voldoende is afgekoeld.
- ALL 001: inschakeling van de over-/onderspanningsbeveiliging. Controleer de
voedingsspanning
- ALL 002: inschakeling ter bescherming tegen kortsluiting tussen toorts en massa.
Controleer of er geen kortsluitingen zijn in het lascircuit.
- ALL 003: inschakeling ter bescherming tegen overstroom in het lascircuit. Controleer
of de snelheid van de lasmof en/of de lasspanning niet te hoog zijn.
%LMKHWXLWVFKDNHOHQYDQKHWODVDSSDUDDWNDQHQNHOHVHFRQGHQGHPHGHGHOLQJ
$//YHUVFKLMQHQ
21'(5+28'
23*(/(79225'$70(1'(21'(5+28'623(5$7,(68,792(57
MOET MEN VERIFIËREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS EN
/26*(.233(/',69$1+(792(',1*61(7
*(:22121'(5+28'
'(23(5$7,(69$1*(:22121'(5+28'.811(18,7*(92(5':25'(1
'225'(23(5$725
7RRUWV
- Vermijden de toorts en haar kabel te doen steunen op warme stukken; dit zou het
smelten van de isolerende materialen kunnen veroorzaken en bijgevolg de toorts
snel buiten werking stellen.
- Regelmatig de dichting van de leiding en de gasaansluitingen controleren.
- Bij elke vervanging van de draadspoel met droge perslucht (max 5bar) in het
RPKXOVHOGUDDGJHOHLGHUEOD]HQGHLQWHJULWHLWHUYDQYHUL¿sUHQ
- Minstens een keer per dag de staat van slijtage en de correctheid van de montage
van de uiteinden van de toorts controleren: sproeier, contactbuisje, gasdiffusor.
'UDDGYRHGHU
5HJHOPDWLJ GH VWDDW YDQ VOLMWDJH YDQ GH UROOHQ GUDDGWUHNNHU YHUL¿sUHQ UHJHOPDWLJ
het metalen stof wegnemen dat zich heeft afgezet in de tractiezone (rollen en
draadgeleider van ingang en uitgang).
%8,7(1*(:22121'(5+28'
'( 23(5$7,(6 9$1 %8,7(1*(:221 21'(5+28' 02(7(1 8,76/8,7(1'
8,7*(92(5' :25'(1 '225 (59$5(1 2) *(6&+22/' 3(5621((/ 23
HET GEBIED VAN ELEKTRONICA-MECHANICA EN OVEREENKOMSTIG DE
7(&+1,6&+(1250,(&(1
23*(/(7 9225'$7 0(1 '( 3$1(/(1 9$1 '( /$60$&+,1(
:(*1((07 (1 1$$5 '( %,11(1.$17 (59$1 *$$7 02(7 0(1
CONTROLEREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS EN LOSGEKOPPELD
,69$1+(792(',1*61(7
(YHQWXHOH FRQWUROHV XLWJHYRHUG RQGHU VSDQQLQJ DDQ GH ELQQHQNDQW YDQ GH
ODVPDFKLQH NXQQHQ ]ZDUH HOHNWURVKRFNV YHURRU]DNHQ JHJHQHUHHUG GRRU HHQ
UHFKWVWUHHNVFRQWDFWPHWJHGHHOWHQRQGHUVSDQQLQJHQRINZHWVLQJHQWHZLMWHQ
DDQHHQUHFKWVWUHHNVFRQWDFWPHWRUJDQHQLQEHZHJLQJ
- Regelmatig en in ieder geval met een zekere frequentie in functie van het gebruik
en de stofgraad van de ruimte, de binnenkant van de lasmachine nakijken en het
stof wegnemen dat zich heeft afgezet op de transformator, de reactantie en de
gelijkrichter middels een straal droge perslucht (max 10bar).
9HUPLMGHQGHVWUDDOSHUVOXFKWWHULFKWHQRSGHHOHNWURQLVFKH¿FKHV]RUJHQYRRUKXQ
eventuele schoonmaak met een heel zachte borstel of geschikte oplosmiddelen.
%LMJHOHJHQKHLGYHUL¿sUHQRIGHHOHNWULVFKHYHUELQGLQJHQJRHGYDVWJHGUDDLG]LMQHQ
of de bekabelingen geen beschadigingen aan de isolering vertonen.
- Op het einde van deze operaties moet men de panelen van de lasmachine terug
monteren en hierbij de stelschroeven tot op het einde toe vastdraaien.
- Strikt vermijden de lasoperaties uit te voeren met een open lasmachine.
- Nadat men het onderhoud of de reparatie heeft uitgevoerd, de verbindingen en
bekabelingen herstellen zoals ze oorspronkelijk waren en erop letten dat ze niet
in contact komen met componenten in beweging of met componenten die hoge
temperaturen kunnen bereiken. Alle geleiders omwikkelen zoals ze oorspronkelijk
waren en erop letten dat de verbindingen van de primaire transformator in hoge
spanning goed gescheiden zijn van die van de secundaire transformators in lage
spanning.
Alle aanpasstukken en de originele schroeven gebruiken om de constructie terug te
sluiten.
352%/((023/266,1*(1
BIJ SLECHTE PRESTATIES EN ALVORENS SYSTEMATISCHE CONTROLES
UIT VOEREN OF DE HULP VAN EEN SERVICECENTRUM IN TE ROEPEN,
CONTROLEREN OF:
- Met de hoofdschakelaar op ”ON”, het betreffende controlelampje brandt; als dit niet
het geval mocht zijn is het waarschijnlijk dat de oorzaak van het probleem in de
netvoeding (kabels, stopcontact, stekker, zekeringen enz.) dient te worden gezocht.
- Controleer of er geen alarm aanwezig is dat de inschakeling van de thermische
beveiliging, de over- of onderstroombeveiliging of de kortsluitingsbeveiliging
aangeeft.
- Controleer of de nominale intermittentieverhouding juist is. In het geval dat de
thermostatische beveiliging in werking treedt, dient de machine uit zichzelf af te
koelen. Controleer de werking van de ventilator.
- De spanning van de lijn controleren: indien de waarde te hoog of te laag is blijft de
lasmachine geblokkeerd.
- Controleer of er geen kortsluiting is aan de uitgang van de machine. Mocht dat het
geval zijn, los deze storing dan op.
- De aansluitingen van het lascircuit op correcte wijze zijn uitgevoerd, vooral of de
massaklem goed, zonder tussenkomst van isolerende materialen (bijv. verf), aan het
stuk is bevestigd.
- Het gebruikte beschermingsgas juist is (en in de juiste hoeveelheid).