138
Plaats van de aanraakzones (Fig. 6):
- 20: Coëfficiënt van het hoekstuk instellen.
- 21: Motortoerental instellen.
- 22: Afgegeven motorkoppel instellen.
Plaats van de aanraakzones die ook informatie
weergeven (Fig. 6):
- 23: Draairichting van de motor kiezen
(rechtsom/linksom).
- 24: Programma P1, P2, P3 of P4 kiezen.
Op de instelpagina van de parameters voor
hoekstuk, toerental en koppel
Plaats van de gemeenschappelijke informatiezones
(Fig. 7):
- 25: Coëfficiënt van het gebruikte hoekstuk.
- 26: Maximaal afgegeven toerental.
- 27: Maximaal afgegeven koppel.
Plaats van de gemeenschappelijke aanraakzones (Fig.
7):
- 28: Pagina sluiten zonder wijzigingen.
- 29: Laatst ingevoerde teken wissen.
- 30: Teruggaan naar de hoofdpagina en de
parameters opslaan in het geheugen van het
scherm.
- 31: Numeriek toetsenblok.
Op de instelpagina van een voorgeprogram-meerd
hoekstuk
Plaats van de informatiezones (Fig. 8):
- 38: Coëfficiënt van het gebruikte hoekstuk.
- 39: Waarde van het motortoerental.
- 40: Waarde van het nuttige motorkoppel.
Plaats van de aanraakzones (Fig. 8):
- 32: Pagina sluiten zonder wijzigingen.
- 33: Aangepast hoekstuk kiezen.
- 34: Teruggaan naar de hoofdpagina en de
parameters opslaan in het geheugen van het
scherm.
Plaats van de aanraakzones die ook informatie
weergeven (Fig. 8):
- 35: Selectiezone van een sneldraaiend hoekstuk.
- 36: Selectiezone van een direct hoekstuk.
- 37: Selectiezone van een langzaamdraaiend
hoekstuk.
Startpagina
Plaats van de aanraakzones (Fig. 9):
- 41: “
W
ERKSET
”-mode oproepen
Werkset
Plaats van de informatiezones (Fig. 10):
- 43: Symbool van de geluidsterkte.
- 44: Symbool van de helderheid van het scherm.
- 45: Symbool van de wachttijd van de lichtfunctie.
- 48: Relatieve waarde van de geluidsterkte.
- 49: Relatieve waarde van de helderheid.
- 50: Waarde van de geselecteerde wachttijd.
- 51: Firmware-versie.
Plaats van de aanraakzones (Fig. 10):
- 42: Fabrieksinstellingen terugzetten.
- 46: Waarde verlagen.
- 47: Waarde verhogen.
- 52: Configuratie bevestigen.
b) Achterkant van het basisapparaat
De geaarde netvoedingaansluiting (Fig. 2-1) dient om
het I
MPLANT
C
ENTER
2 op de stroom aan te sluiten via
een losneembaar netsnoer.
De pedaalconnector (Fig. 2-2) dient om de
multifunctionele bedieningspedaal op het I
MPLANT
C
ENTER
2 aan te sluiten.
De ventilator (Fig. 2-3), die met een metalen rooster
is afgeschermd, dient om het I
MPLANT
C
ENTER
2 op het
maximale prestatieniveau te houden.
De twee steunen voor standaards (Fig. 2-4) dienen als
bevestigingspunten voor de standaards.
De netschakelaar (Fig. 2-5) dient om het apparaat
aan of uit te zetten.
Summary of Contents for Implant Center 2
Page 2: ...2 ...
Page 29: ...29 ...
Page 55: ...55 ...
Page 81: ...81 ...
Page 107: ...107 ...
Page 133: ...133 ...
Page 159: ...159 ...
Page 185: ...185 ...
Page 211: ...211 ...
Page 237: ...237 ...
Page 244: ...244 15 16 Fig Afbeelding 5 13 14 Fig Afbeelding 4 ...
Page 245: ...245 20 21 22 23 19 18 24 17 Fig Afbeelding 6 25 26 27 28 29 30 31 Fig Afbeelding 7 ...
Page 246: ...246 41 Fig Afbeelding 9 38 39 40 32 33 34 35 36 37 Fig Afbeelding 8 ...
Page 247: ...247 43 44 45 42 48 49 50 46 47 52 51 Fig Afbeelding 10 1 3 4 5 2 Fig Afbeelding 11 ...