Grundfos Fire NKF, Installation And Operating Instructions Manual

Page: 130 / 388

Nederlands (
N
L)
282
16.2 Pompset met dieselmotor
5. Te hoge tempera-
tuur in pomp of
motor.
a) Lucht in de zuigleiding of pomp. Ontlucht en vul de zuigleiding of de pomp.
b) De voordruk is te laag. Zorg dat aan de voorwaarden zoals beschreven in para-
graaf
9.2 Minimale voordruk
en
10.6 Leidingaansluiting
is voldaan.
c) De lagers worden gesmeerd met te weinig, te
veel of ongeschikt smeermiddel.
Voeg meer smeermiddel toe, verlaag de hoeveelheid, of
vervang het smeermiddel.
d) Lagerhuis van de pomp onder spanning door
het leidingwerk.
Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen. Controleer de uitlijning
van de koppeling. Zie paragraaf
10.5 Uitlijnen
.
e) Axiale druk te hoog. Controleer de openingen van de waaier en de borgrin-
gen aan de zuigzijde.
f) Motorbeveiliging is defect of niet correct inge-
steld. Controleer de instelling van de motorbeveiliging en ver-
vang deze zo nodig.
g) De motor is overbelast. Verminder de capaciteit.
Storing Oorzaak Oplossing
Waarschuwing
Zorg voorafgaand aan het uitvoeren van service-
werkzaamheden dat de pompset niet per ongeluk
kan inschakelen.
Storing Oorzaak Oplossing
1. De pomp levert geen
of te weinig water.
a) Lucht in de zuigleiding. Vul de aanzuigtank met water en ontlucht de pomp.
Zorg dat de zuigleiding is geïnstalleerd conform para-
graaf
10.6 Leidingaansluiting
.
b) Pomp zuigt lucht aan als gevolg van defecte
afdichtingen.
Controleer de afdichtingen van de leidingen en van het
pomphuis, en vervang deze zo nodig.
c) Tegendruk is te hoog. Controleer het sprinkler-systeem op verontreinigingen en
blokkades.
d) De voordruk is te laag. Zorg dat de opslagtank is gevuld met water en dat aan de
voorwaarden in paragraaf
9.2 Minimale voordruk
is vol-
daan.
e) Zuigleiding of waaier is geblokkeerd. Reinig de zuigleiding en de pomp.
2. De pomp maakt te
veel lawaai.
De pomp draait
onregelmatig en trilt.
a) Voordruk is te laag (cavitatie). Zorg dat de opslagtank is gevuld met water en dat aan de
voorwaarden in paragraaf
9.2 Minimale voordruk
is vol-
daan.
b) Lucht in de zuigleiding. Vul de aanzuigtank met water. Ontlucht de pomp.
Zorg dat de zuigleiding is geïnstalleerd conform paragraaf
10.6 Leidingaansluiting
.
c) De waaier is uit balans. Reinig de waaier en verwijder vreemde deeltjes.
d) Interne onderdelen zijn versleten. Vervang defecte onderdelen.
Zie de service-instructies van de pomp.
e) Pomp onder spanning door het leidingwerk. Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen.
Zie paragraaf
10.6 Leidingaansluiting
.
f) Defecte lagers. Vervang de lagers.
g) Defecte koppeling. Vervang de koppeling.
h) Vreemde voorwerpen in de pomp. Reinig de pomp en verwijder de vreemde voorwerpen.
3. Lekkend pomphuis. a) Pomp onder spanning door het leidingwerk. Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen.
Zie paragraaf
10.6 Leidingaansluiting
.
b) Defecte afdichtingen van pomphuis of flens. Vervang de defecte afdichtingen.
4. Lekkende
asafdichting.
a) Asafdichting is vervuild of loopt vast. Controleer en reinig de asafdichting.
b) Asafdichting defect. Vervang de asafdichting.
Zie de service-instructies van de pomp.
c) Asoppervlak of ashuls is beschadigd. Vervang as of ashuls.
Zie de service-instructies van de pomp.