29
NL
28
NL
12. Werking van het Systeem
a) De “Race-Modus” en de “Straat-Modus” inschakelen
Om het systeem in te schakelen, trekt u de ritssluiting (2) dicht en vouwt u de
activeringsgordel (4) met het dicht, en zorgt ervoor dat de klittenbanden correct worden
bevestigd. Een interne sensor detecteert dat de activeringsgordel (4) wordt dichtgedaan en
het Systeem zal inschakelen. Op dit punt MOET de gebruiker het led-display (3) controleren
om na te gaan dat het Systeem zich correct inschakelt. Zie de hierop volgende Paragraaf 13
“Aanduidingen op het display” voor de betekenis van de verschillende led-indicatielampjes.
De status van het Tech-Air®-systeem kan worden gecontroleerd door
het Systeem door middel van de Tech-Air®-app te verbinden. Wanneer de
Systeemcontrole met succes is doorlopen en het systeem actief is, geeft de
Tech-Air®-app de indicatie “Systeem aan” weer.
Inactivering van het systeem kan ook rechtstreeks met behulp van de app
worden ‘geforceerd’. Deze functionaliteit kan nuttig zijn in het geval dat de
gebruiker de airbagbescherming wil uitschakelen, bijvoorbeeld voordat hij
zwaar offroad gaat rijden [let op dat het systeem niet opnieuw kan worden
ingeschakeld met behulp van de app. Om het systeem te activeren, doet u de
activeringsgordel (4) open en weer dicht.]
b) Controle van het Systeem en activering voor de “Race-Modus”
Wanneer de Race-Modus is geselecteerd, zal na het opstarten van het systeem op de LED-
display (3) een continu groen en geel LED-lampje branden, wat betekent dat het systeem
niet wordt geactiveerd en controleert of de rijsnelheid geldig is. Het gele lampje gaat pas
uit wanneer de bestuurder 60 km/uur (37 mph) heeft bereikt en pas dan is het systeem
klaar om deactiveerd te worden. Als de bestuurder stopt of de snelheid gedurende een
langere periode onder de 60 km/u (37 mph) daalt, zal het systeem terugkeren in de fase van
controle van het systeem (aangegeven door de ononderbroken gele en groene LED’s.) – zie
paragraaf 13 beneden).
c) Controle van het Systeem en activering voor de “Straat-Modus”
Nadat het systeem correct is ingeschakeld en de straatmodus is geselecteerd, voert het
systeem een systeemcontrole uit zoals in de Race-Modus. Deze handeling wordt aangegeven
door de gele (3b) en groene (3a) led-indicatielampjes. In de Straat-Modus kijkt het systeem
echter niet naar de rijsnelheid, maar controleert het of het systeem correct is ingeschakeld,
aangezien het systeem in deze modus actief moet zijn, ook al is de snelheid nul. Bij de
Race-Modus, tijdens deze systeemcontrole wordt het systeem niet geactiveerd. Deze fase
kan enkele seconden duren.
Terwijl de systeemcontrole wordt uitgevoerd, wacht het systeem op lichaamsbewegingen
van de gebruiker om één van de volgende, of alle, activiteiten uit te voeren:
• Lopen (ook trappen op en af)
• De motor bestijgen
• De motor besturen
Om het Tech-Air® 10-systeem te activeren, moet de
activeringsgordel (4) correct zijn dichtgedaan en de klittenband
correct zijn bevestigd.
In de Race-Modus is het Tech-Air® 10-systeem alleen actief
wanneer gedurende ten minste 10 seconden boven de circa 60
km/h (37 mph) wordt gereden. Vóór deze activering of wanneer
de snelheid van de bestuurder gedurende ten minste 10
seconden gestaag onder deze snelheid daalt, wordt het systeem
gedeactiveerd.
Afhankelijk van het type motorfiets kan, wanneer het systeem
in Race-Modus staat, de activeringssnelheid variëren, tot 100
km/u. Als de gebruiker voor een langere stopt of de snelheid
verlaagt tot onder 100 km/h, wordt het systeem bij een ongeval
niet geactiveerd wordt.
Controleer door middel van de Tech-Air® -app en/of de LED-
display (3)-indicaties altijd of de juiste rijmodus is geselecteerd
als het systeem opstart.
WAARSCHUWING!
WAARSCHUWING!
WAARSCHUWING!
WAARSCHUWING!
Als het Systeem niet inschakelt (geen enkele led-indicatie is actief),
controleer dan eerst of de activeringsgordel (4) correct is gesloten.
Controleer bovendien of de Tech-Air® 10 batterij opgeladen is en of
het LED-display (3) correct gepositioneerd is op het dockingoppervlak
(9). Als het LED-display (3) niet is aangesloten op de activeringsgordel
(4), zorg er dan voor dat de batterij is opgeladen door het op het
dockingoppervlak (9) te plaatsen. Neem contact op met Tech-Air®
Servicedienst als het probleem zich blijft voordoen (zie paragraaf 19
“Tech-Air® Servicedienst”).
Suggestie: