Wilo Yonos GIGA2.0-D, Installation And Operating Instructions Manual

Page: 353 / 424

Inbedrijfname nl
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Yonos GIGA2.0-I/-D 353
VOORZICHTIG
Door droogloop raakt de mechanische afdichting defect! Dit kan tot lek-
kages leiden.
• Sluit droogloop van de pomp uit.
Voorkomen van het starten van de motor bij het inschakelen van de voedingsspan-
ning bij de eerste inbedrijfname:
Op de digitale ingang DI1 is af fabriek een kabelbrug geplaatst. De DI1 is af fabriek als
EXT. UIT actief ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de motor start bij de eerste inbedrijfname moet de kabelbrug
voor het eerste inschakelen losgekoppeld worden van de voedingsspanning.
Na de eerste inbedrijfname kan de digitale ingang DI1 via het geïnitialiseerde display in-
dien nodig worden ingesteld.
Als de digitale ingang op niet-actief is ingeschakeld, hoeft de kabelbrug hoeft niet op-
nieuw te worden ingesteld om de motor te starten.
Bij het resetten naar de fabrieksinstelling is de digitale ingang DI1 weer actief. Zonder
kabelbrug start de pomp niet. Zie het hoofdstuk 'Toepassing en functie van de digitale
besturingsingang' [
} 377].
9.3 Beschrijving van de bedienings-
elementen
Fig. 29: Bedieningselementen
Pos. Omschrijving Verklaring
1 Grafisch display Informeert over instellingen en de toestand van de
pomp.
Bedieningsinterface voor het instellen van de pomp.
2 Groene ledindica-
tor Led brandt: Pomp is voorzien van spanning en gebruiks-
klaar.
Er is geen waarschuwing of fout opgetreden.
3 Blauwe ledindica-
tor Led brandt: De pomp wordt via een externe interface be-
ïnvloed, bijv. door:
• invoer gewenste waarde via analoge ingang AI1…AI2
• ingreep gebouwbeheersysteem via digitale ingang DI1
of buscommunicatie
Knippert als er een dubbelpompverbinding is.
4 Bedieningsknop Menunavigatie en bewerken door draaien en drukken.
5 Terugtoets Navigeert in het menu:
• terug naar het vorige menuniveau (1 x kort drukken)
• terug naar de vorige instelling (1 x kort drukken)
• terug naar het hoofdmenu (1 x langer drukken, > 2 se-
conden)
Schakelt in combinatie met het drukken op de bedie-
ningsknop de vergrendeling
* in of uit (> 5 seconden).
Tab. 15: Beschrijving van de bedieningselementen
* Door de vergrendeling te configureren, kan de pompinstelling niet onbedoeld op het
display worden gewijzigd.
9.4 Bediening van de pomp
9.4.1 Instelling van het pompvermogen
De installatie is voor een bepaald bedrijfspunt (volledig belastingspunt, berekende
maximaal benodigde warmte-/koelcapaciteit) ontworpen. Stel bij de inbedrijfname het
pompvermogen (opvoerhoogte) in overeenkomstig het bedrijfspunt van de installatie.
De fabrieksinstelling komt niet overeen met het voor de installatie vereiste pompver-
mogen. Het benodigde pompvermogen wordt met behulp van het karakteristieke dia-
gram van het geselecteerde pomptype (bijv. uit gegevensblad) bepaald.