43
17 AUG 2015 • 15-H1-044-0-00 • Folded size: 8”x10”
De positie van de sonde controleren
1. Om mogelijke complicaties (bijv. irritatie of perforatie van de ingewanden)
te voorkomen, moet de juiste aanbrenging van de sonde door middel van
een röntgenopname worden gecontroleerd en moet worden gecontroleerd
of de sonde geen lussen maakt binnen de maag of dunne darm.
NB:
Het jejunumgedeelte van de sonde bevat wolfraam, dat radiopaak is
en dat kan worden gebruikt om de positie van de sonde met behulp van een
röntgenopname te controleren. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
2. Spoel het lumen door om te controleren of het niet verstopt is.
3. Controleer op vocht rond de stoma. Indien er tekenen zijn van gastrische
lekkage, controleer dan de positie van de sonde en ga na of de externe
bolster goed is aangebracht. Voeg zoveel vloeistof toe als nodig is in stappen
van 1 à 2 ml.
Opgelet:
Overschrijd niet het hierboven aangeduide totale
ballonvolume.
4. Controleer of de externe bolster niet te strak tegen de huid is aangebracht
en 2 à 3 mm boven de buik rust.
5. Documenteer de datum, het type, de maat en het chargenummer van
de sonde, het vulvolume van de ballon, de gesteldheid van de huid en
de tolerantie van de patiënt voor de ingreep. Begin met de voeding en
de toediening van medicatie volgens het voorschrift van de arts en na
gecontroleerd te hebben dat de sonde op juiste wijze is aangebracht en
doorgankelijk is.
Radiologische aanbrenging via een bestaande
gastrostomietractus
1. Breng onder fluoroscopische begeleiding een voerdraad met buigzaam
uiteinde, van maximaal 0,038 inch (0,96 mm), in via de verblijfssonde voor
gastrostomie.
2. Verwijder de gastrostomiesonde over de voerdraad.
3. Leid de voerdraad door de stoma en rol hem op in de maag.
4. Voer een met een 0,038-inch (0,96-mm) voerdraad compatibele flexibele
katheter op totdat de kathetertip zich bij de pylorus bevindt.
5. Passeer de pylorus en voer de voerdraad op tot in het duodenum. Indien de
katheter moeilijk door de pylorus op te voeren is, verminder dan de lengte
van de in de maag opgerolde katheter. Door de flexibele katheter te draaien
kan het gemakkelijker zijn deze over de voerdraad te schuiven.
6. Voer de voerdraad en de katheter op tot een punt 10 à 15 cm voorbij het
ligament van Treitz.
7. Verwijder de katheter, maar houd de voerdraad op zijn plaats.
8. Meet de lengte van de stoma met het HALYARD* stomameetapparaat.
Aanbrenging van de sonde
1. Selecteer de juiste maat MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde en
bereid deze voor volgens de aanwijzingen in het bovenstaande gedeelte
‘Voorbereiding van de sonde’.
2. Voer het distale uiteinde van de sonde over de voerdraad op tot in de maag.
3. Draai de HALYARD* MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde tijdens het
opvoeren om de passage van de sonde door de pylorus tot in het jejunum te
vergemakkelijken.
4. Voer de sonde verder op totdat de tip van de sonde zich 10 à 15 cm voorbij
het ligament van Treitz bevindt en de ballon zich in de maag bevindt.
5. Vul de ballon met behulp van een injectiespuit met Luer-schuifaansluiting.
• Bij sondes met maten voor kinderen (REF-nummers eindigend op -15, -22
of -30) moet de ballon met 3 à 5 ml steriel of gedestilleerd water worden
gevuld.
Opgelet:
Overschrijd niet een totaal ballonvolume van 5 ml. Gebruik
geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
• Bij sondes met maten voor volwassenen (REF-nummers eindigend op -45)
moet de ballon met 7 à 10 ml steriel of gedestilleerd water worden gevuld.
Opgelet:
Overschrijd niet een totaal ballonvolume van 10 ml. Gebruik
geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
6. Verwijder de voerdraad door de introducercanule terwijl u de canule op zijn
plaats houdt.
7. Verwijder de introducercanule.
8. Controleer de juiste aanbrenging van de sonde volgens de aanwijzingen in
het bovenstaande gedeelte ‘De positie van de sonde controleren’.
Aanbevolen procedure voor endoscopische aanbrenging
1. Verricht een routinematige oesofagogastroduodenoscopie. Nadat de
ingreep is voltooid en er geen afwijkingen zijn geconstateerd die een
contra-indicatie voor aanbrenging van de sonde zouden kunnen vormen,
moet de patiënt in rugligging worden geplaatst en moet de maag met lucht
worden gevuld.
2. Verricht transilluminatie via de voorste buikwand om een plaats voor de
gastrostomie te selecteren waarin zich geen grote bloedvaten, ingewanden
en littekenweefsel voordoen. De plaats is gewoonlijk op een derde van de
afstand van de umbilicus tot de linker ribbenboog bij de midclaviculaire lijn.
3. Druk de beoogde inbrengplaats in met een vinger. De endoscopist moet
de resulterende depressie duidelijk zien op het voorste oppervlak van de
maagwand.
4. Bereid de huid voor en dek deze af bij de geselecteerde inbrengplaats.
Aanbrenging van gastropexie
Opgelet:
Het verdient aanbeveling een driepunts gastropexie uit te voeren
in een driekhoeksconfiguratie om te zorgen voor aanhechting van de maagwand
aan de voorste buikwand.
1. Breng een huidmarkering aan op de inbrengplaats van de sonde. Zet
het gastropexiepatroon uit door drie huidmarkeringen aan te brengen
op gelijke afstand van de inbrengplaats van de sonde, en wel in een
driehoeksconfiguratie.
Waarschuwing: Er dient voldoende afstand te zijn tussen de
inbrengplaats en de plaats waar de gastropexie wordt verankerd
om interferentie door het T-vormige bevestigingsmiddel en de
gevulde ballon te voorkomen.
2. Dien 1% lidocaïne toe op de punctieplaatsen en breng een plaatselijk
verdovingsmiddel aan op de huid en het peritoneum.
3. Breng het eerste T-vormige bevestigingsmiddel aan en bevestig de
positie in de maag. Herhaal de procedure totdat alle drie T-vormige
bevestigingsmiddelen bij de hoeken van de driehoek zijn aangebracht.
4. Zet de maag vast aan de voorste buikwand en voltooi de ingreep.
De stomatractus aanleggen
1. Leg de stomatractus aan terwijl de maag nog steeds met lucht is gevuld en
tegen de buikwand aan ligt. Identificeer de punctieplaats in het midden van
het gastropexiepatroon. Controleer onder endoscopische begeleiding of de
plaats boven het distale lichaam van de maag ligt onder de ribbenboog en
boven het colon transversum.
Opgelet:
Vermijd de a. Epigastrica die zich bij de overgang van het
voor twee derde mediale en een derde laterale gedeelte van de m. Rectus
bevindt.
Waarschuwing: Voorzichtig te werk gaan om te voorkomen dat
de punctienaald te diep wordt opgevoerd teneinde aanprikken
van de achterste maagwand, pancreas, linkernier, aorta of milt te
voorkomen.
2. Verdoof de punctieplaats met een plaatselijke injectie van 1% lidocaïne in
het peritoneale oppervlak.
3. Breng een met een 0,038-inch (0,96-mm) voerdraad compatibele
introducernaald in het midden van het gastropexiepatroon in het lumen van
de maag in, naar de pylorus gericht.
NB:
De beste inbrenghoek is een hoek van 45 graden op het oppervlak van de
huid.
4. Controleer de juiste naaldplaatsing onder endoscopische visualisatie.
5. Voer een voerdraad van maximaal 0,038 inch (0,96 mm) door de naald op
tot in de maag. Grijp de voerdraad onder endoscopische begeleiding vast
met een atraumatische tang.
6. Verwijder de introducernaald, maar houd de voerdraad op zijn plaats. Voer
de introducernaald af volgens het ziekenhuisprotocol.
Dilatatie
1. Gebruik een scalpelmes nr. 11 om een kleine huidincisie te maken die
langs de voerdraad omlaag door het onderhuidse weefsel en de fascia van
de musculatuur van de buik loopt. Nadat de incisie is gemaakt, moet de
dilatator worden afgevoerd volgens het ziekenhuisprotocol.
2. Voer een dilatator over de voerdraad op en dilateer de stomatractus tot de
gewenste grootte.
3. Verwijder de dilatator over de voerdraad, maar houd de voerdraad op zijn
plaats.
4. Meet de lengte van de stoma met het HALYARD* stomameetapparaat.
De lengte van de stoma meten
Opgelet:
De keuze van de juiste maat MIC-KEY*-voedingssonde is van
doorslaggevend belang voor de veiligheid en het comfort van de patiënt.
Meet de lengte van de stoma van de patiënt met het stomameetapparaat. De
schachtlengte van de geselecteerde MIC-KEY*-voedingssonde moet hetzelfde
zijn als de lengte van de stoma. Een verkeerde maat MIC-KEY*-voedingssonde
kan necrose, ‘buried bumper’-syndroom en/of hypergranulatieweefsel
veroorzaken.
1. Bevochtig de tip van het stomameetapparaat met een in water oplosbaar
glijmiddel. Gebruik geen minerale olie. Gebruik geen vaseline.
2. Voer het stomameetapparaat over de voerdraad, via de stoma, op tot in de
maag. BRENG HET NIET MET KRACHT IN.
3. Vul de injectiespuit met Luer-schuifaansluiting met 5 ml water en bevestig
deze aan de ballonpoort. Druk de zuiger van de spuit in en vul de ballon.
4. Trek het apparaat voorzichtig naar de buik toe totdat de ballon tegen de
binnenkant van de maagwand rust.
5. Schuif de kunststof schijf omlaag naar de buik en noteer de meting boven
de schijf.
6. Voeg 4 à 5 mm toe aan de genoteerde meting om te zorgen voor de juiste
stomalengte en de juiste pasvorm van de stoma in welke positie dan ook.
Noteer de meting.
7. Verwijder het water in de ballon met behulp van een injectiespuit met
Luer-schuifaansluiting.
8. Verwijder het stomameetapparaat.
9. Documenteer de datum, het chargenummer en de gemeten lengte van de
schacht in centimeters.
Aanbrenging van de sonde
1. Selecteer de juiste maat MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde en
bereid deze voor volgens de aanwijzingen in het bovenstaande gedeelte
‘Voorbereiding van de sonde’.
2. Voer het distale uiteinde van de sonde op over de voerdraad totdat het
proximale uiteinde van de voerdraad uit de introducercanule uitsteekt.
NB:
Directe visualisatie en manipulatie van de introducer en voerdraad
kunnen nodig zijn om de voerdraad door het uiteinde van de introducer op te
voeren.
3. Houd het aanzetstuk van de introducer en de jejunale poort vast terwijl u de
sonde over de voerdraad tot in de maag inbrengt.
4. Grijp de lus van de hechtdraad of de tip van de sonde onder endoscopische
begeleiding vast met een atraumatische tang.
5. Voer de HALYARD* MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde op door de
pylorus en het bovenste duodenum. Voer de sonde verder op met behulp
van de tang totdat de tip zich 10 à 15 cm voorbij het ligament van Treitz
bevindt en de ballon zich in de maag bevindt.
6. Laat de sonde los en trek de endoscoop en de tang samen terug, maar houd
de sonde op zijn plaats.
7. Controleer of de externe bolster zich op gelijke hoogte met de huid bevindt.
8. Vul de ballon met behulp van een injectiespuit met Luer-schuifaansluiting.
• Bij sondes met maten voor kinderen (REF-nummers eindigend op -15, -22
of -30) moet de ballon met 3 à 5 ml steriel of gedestilleerd water worden
gevuld.
Opgelet:
Overschrijd niet een totaal ballonvolume van 5 ml. Gebruik
geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
• Bij sondes met maten voor volwassenen (REF-nummers eindigend op -45)
moet de ballon met 7 à 10 ml steriel of gedestilleerd water worden gevuld.
Opgelet:
Overschrijd niet het totale ballonvolume van 10 ml. Gebruik
geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
9. Verwijder de voerdraad omlaag door de introducercanule terwijl u de canule
op zijn plaats houdt.
10. Verwijder de canule.
De positie van de sonde controleren
1. Om mogelijke complicaties (bijv. irritatie of perforatie van de ingewanden)
te voorkomen, moet de juiste aanbrenging van de sonde door middel van
een röntgenopname worden gecontroleerd en moet worden gecontroleerd
of de sonde geen lussen maakt binnen de maag of dunne darm.
NB:
Het jejunumgedeelte van de sonde bevat wolfraam, dat radiopaak is
en dat kan worden gebruikt om de positie van de sonde met behulp van een
röntgenopname te controleren. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
2. Spoel het lumen van de maag en van het jejunum door om te controleren of
ze niet verstopt zijn.
3. Controleer op vocht rond de stoma. Indien er tekenen zijn van gastrische
lekkage, controleer dan de positie van de sonde en ga na of de externe
bolster goed is aangebracht. Voeg zoveel vloeistof toe als nodig is in stappen
van 1 à 2 ml.
Opgelet:
Overschrijd niet het hierboven aangeduide totale
ballonvolume.
4. Controleer of de externe bolster niet te strak tegen de huid is aangebracht
en 2 à 3 mm boven de buik rust.
5. Documenteer de datum, het type, de maat en het chargenummer van
de sonde, het vulvolume van de ballon, de gesteldheid van de huid en
de tolerantie van de patiënt voor de ingreep. Begin met de voeding en
de toediening van medicatie volgens het voorschrift van de arts en na
gecontroleerd te hebben dat de sonde op juiste wijze is aangebracht en
doorgankelijk is.
Endoscopische aanbrenging via een bestaande
gastrostomietractus
1. Verricht een routinematige oesofagogastroduodenoscopie volgens het
gebruikelijke protocol. Nadat de ingreep is voltooid en er geen afwijkingen
zijn geconstateerd die een contra-indicatie voor aanbrenging van de sonde
zouden kunnen vormen, moet de patiënt in rugligging worden geplaatst en
moet de maag met lucht worden gevuld.
2. Manipuleer de endoscoop totdat de verblijfssonde voor gastrostomie
zichtbaar is.
3. Breng een voerdraad met buigzaam uiteinde in via de verblijfssonde voor
gastrostomie en verwijder de sonde.
4. Meet de lengte van het stoma met het HALYARD*-stomameetapparaat.
Aanbrenging van de sonde
1. Selecteer de juiste maat MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde en
bereid deze voor volgens de aanwijzingen in het bovenstaande gedeelte
‘Voorbereiding van de sonde’.
2. Houd de introducercanule en het aanzetstuk van de jejunale voedingspoort
vast terwijl u de HALYARD* MIC-KEY* gastrisch-jejunale voedingssonde
over de voerdraad in de maag inbrengt.
3. Raadpleeg stap 2 in het bovenstaande gedeelte ‘Aanbrenging van de sonde’
en voltooi de ingreep volgens de daar vermelde stappen.
4. Controleer de juiste aanbrenging van de sonde volgens de aanwijzingen in