67
NEDERLANDS
NL
2.8 BANDENSPANNING
Controleer de bandenspanning. De juiste waarden
zijn:
Voor: 0,4 bar (6 psi).
Achter: 1,2 bar (17 psi).
2.9 ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de apar-
te montagehandleiding die bij iedere accessoire
wordt geleverd.
Opmerking: Het maaidek is als accessoire lever-
baar.
3 BESCHRIJVING
3.1 AANDRIJVING
De machine heeft voorwielaandrijvingGereedsc-
hap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt
aangestuurd door aandrijfriemen.
3.2 BESTURING
De machine heeft achterwielbesturing. Daarom
kan de machine gemakkelijk om bomen of andere
obstakels heen rijden. Het sturen wordt geregeld
via een kabel.
3.3 BEVEILIGINGSSYSTEEM
De machine is uitgerust met een elektrisch beveil-
igingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde
activiteiten die door onjuiste handelingen gevaarl-
ijke situaties kunnen veroorzaken.
De motor kan bijvoorbeeld alleen gestart worden
als het koppelings-/rempedaal is ingedrukt.
Controleer voor elk gebruik of het bev-
eiligingssysteem werkt.
3.4 BEDIENING
3.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (6:A)
U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie
en de transportpositie:
1. Trap het pedaal volledig in.
2. Laat het pedaal langzaam los.
3.4.2 Bedrifjsrem/koppeling/parkeerrem
(6:B)
Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert.
Drie standen:
1. Pedaal omhoog - aandrijving.
De machine rijdt als er een
versnelling wordt gekozen.
Bedrijfsrem niet geactiveerd.
2. Pedaal voor de helft ingetrapt
- aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld
worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd.
3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving
ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geactiveerd.
LET OP! Regel de snelheid niet door de koppeling
te laten slippen. Kies in plaats daarvan de juiste
versnelling voor de goede snelheid.
3.4.3 Vergrendeling, parkeerrem (6:C)
De vergrendeling vergrendelt het kop-
pelings-/rempedaal in de ingetrapte stand.
Deze functie wordt gebruikt om de ma-
chine te vergrendelen op hellingen, tijdens
transport enz., als de motor niet draait.
De parkeerrem moet tijdens het werk
altijd uitgeschakeld zijn.
Vergrendelen:
1. Trap het pedaal (6:B) volledig in.
2. Verplaats de vergrendeling (6:C) naar rechts.
3. Laat het pedaal los.
4. Laat de vergrendeling los.
Ontgrendelen:
Trap het pedaal volledig in en laat het weer los.
3.4.4 Gas- en chokehendel (7:H)
Hendel om de snelheid te regelen en om te choken
bij een koude start.
Als de motor onregelmatig loopt, be-
staat er een kans dat de hendel te ver
naar voren staat zodat de choke geac-
tiveerd wordt. Dit beschadigt de motor,
verhoogt het brandstofgebruik en is
schadelijk voor het milieu.
1. Choke - voor het starten van een koude
motor. De choke staat in de bovenste stand
in de groef.
Gebruik deze functie niet als de motor
warm is.
2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-
tijd vol gas geven.
Om de gashendel op vol gas te zetten, zet
u de hendel ongeveer 2 cm achter de
chokestand.
3. Stationairloop.
3.4.5 Contactslot/koplamp (7:F)
Het contactslot wordt gebruikt om de motor te
starten en uit te schakelen.
Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de
machine zitten. Er is dan brandgevaar
omdat brandstof in de motor kan lopen
via de carburateur en de accu kan ont-
laden en worden beschadigd.
Summary of Contents for XM 130
Page 2: ...2 S F G E E G H W X K L J A B 1 2 4 3 5...
Page 3: ...3 B C A E J F H L M N Max 6 8 10 7 9 11...
Page 4: ...4 P Q R 0 1 x S T R 12 14 16 13 15 17...
Page 5: ...5 V 18 20 19...
Page 115: ...115 RU 5 3 1 5 3 2 5 4 1 13 2 3 4 5 2 6 7 8 2 9 5 5 5 2 10o 20...
Page 116: ...116 RU 5 6 1 2 5 7 6 6 1 GGP 6 2 6 3 0 4 1 2 6 4 5 50 25 SAE 10W 30 SJ...
Page 169: ...www ggp group com GGP Sweden AB Box 1006 SE 573 28 TRAN S GGP...