123
© REELY 01/08
T
OESPOOR
VAN
DE
ACHTERWIELEN
INSTELLEN
Voor de instelling van een toespoor van de achterwielen moet het
toespoorblok
vervangen
worden.
-
Trek daarna de E-ringen van de assen van de onderste wieldraagarmen.
Als u het toespoorblok door een ander met een grotere gaatjesafstand wilt vervangen, staan de
assen van de wieldraagarmen niet meer parallel t.o.v. de lengteas van het voertuig, maar in een
hoek. Ook de spoorhoek van de achterwielen zal overeenkomstig veranderen.
M
ECHANISCHE
LAGERE
WEGLIGGING
Voor de lagere wegligging van het chassis is het ook mogelijk om
de uitveerweg mechanisch in te perken.
Hiertoe kan er telkens een schroef van boven in de onderste wieldraagarm gedraaid worden die
tegen het chassis steunt.
D
WARSSTABILISATOREN
Om de zijwaarste helling (rolneiging) van het voertuig bij het rijden in bochten te verminderen,
is het voertuig voorzien van een dwarsstabilisator achter. Het voertuig kan met een
dwarsstabilisator voor uitgebreid worden.
Een dwarsstabilisator bestaat uit een gebogen verenstaaldraad in de vorm van een “U” die aan
de uiteinden via kogelkoppen telkens met een onderste wieldraagarm verbonden wordt. Voor
dit doeleinde zijn er twee stuurpunten voor de kogelkoppen voorzien (a). In het midden wordt
de draadbeugel draaibaar op het differentieelhuis bevestigd. De openingen voor de houder zijn
tevens reeds voorzien (b). Bij het inveren van een wiel wordt zo het andere wiel van deze as via
de beugel alsmede ingeveerd. De dwarsstabilisator ondersteunt daarenboven de werkwijze van
de hydraulische schokdempers vooral bij het uitveren van het wiel daar de terugstelkracht van de
draadbeugel het uitveren van de schokdemper (tegen de wrijving in de zuiger) ondersteunt. Zo
wordt het bodemcontact van de wielen in elke situatie gewaarborgd.
A
CKERMANN
EFFECT
Voor de instelling van de progressiviteit van de stuurinslag of voor de instelling van het Ackermann
effect kunnen de spoorstangen zowel in de stuurhevels als in de stuurplaat in andere stuurpunten
gezet worden.
D
EMPING
Voor de verdere optimalisatie van de dempingseigenschappen bieden wij u siliconenolie voor de schokdempers met verschillende viscositeiten aan in
ons assortiment accessoires!
Er zijn bovendien verschillend harde tuningveren in ons assortiment beschikbaar.
R
OLCENTRUM
Het rolcentrum is het theoretische punt waar de as van een voertuig bij rijden in de
bocht omheen kiept.
Het rolcentrum wordt ontleend aan de chassisgeometrie.
Als men een lijn trekt parallel aan de bovenste
(a)
en onderste
(b)
wieldraagarmen
van één zijde, dan snijden deze lijnen elkaar aan de overzijde.
Wanneer men dit snijpunt
(c)
verbindt met het bandcontactvlak, dan bevindt het
rolcentrum zich op het snijpunt van deze rechte lijn
(d)
met de middenas van het
model
(x)
.
Bij een laag rolcentrum is de hefboomwerking van het zwaartepunt hoog; het voertuig heeft in bochten sterker de
neiging om om de rolas heen te kiepen.
U kunt het rolcentrum van een as veranderen door de bovenste wieldraagarmen van de voorste en
achterste assen naar andere ophangpunten te verplaatsen en zo de hoek tussen de bovenste en onderste
wieldraagarm te veranderen.
-
Een laag rolcentrum zorgt voor een sterker bandcontact en een betere zijdelingse geleiding van de banden
aan het einde van de bocht.
-
Een hoog rolcentrum vermindert het zijwaarts overhellen; het voertuig rijdt soepeler.
Aan beide zijden moeten steeds dezelfde wijzigingen worden aangebracht!
Een verandering van het rolcentrum werkt ook door op andere instellingen van het voertuig!
6
S
ET
-U
P
a
b
c
x
d
Содержание 23 49 70
Страница 2: ...UPGRADE 11 08 ...
Страница 3: ......
Страница 132: ...129 No 23 49 70 REELY 01 08 ...
Страница 133: ...130 No 23 49 70 REELY 01 08 ...
Страница 134: ...131 No 23 49 70 REELY 01 08 ...