88
NL
Als zich secreet in het lumen van de Fahl
®
-tracheacanule vastzet, dat niet weg kan worden
gehoest of door afzuigen kan worden verwijderd, moet de canule verwijderd en gereinigd
worden.
Na de reiniging en/of desinfectie moeten de Fahl
®
-tracheacanules goed op scherpe randen,
scheuren of andere beschadigingen worden gecontroleerd, omdat deze de werkwijze kunnen
aantasten of letsel van het slijmvlies in de luchtpijp zouden kunnen veroorzaken.
Beschadigde tracheacanules mogen niet meer worden gebruikt.
WAARSCHUWING
Patiënten moeten van geschoold deskundig personeel instructies hebben ontvangen
over de veilige omgang en het veilige gebruik van de Fahl
®
-tracheacanules.
1. Inbrengen van de canule
Stappen voor het inbrengen van de Fahl
®
-tracheacanules
Gebruikers moeten vóór gebruik hun handen wassen (zie afb. 3).
Verwijder de canule uit de verpakking (zie afb 4).
Als een obturator wordt gebruikt, moet deze eerst volledig in de canulebuis worden ingebracht
zodat de band op de greep van de obturator op de buitenste rand van de 15 mm connector
ligt. De olijfpunt steekt daarbij uit de canulepunt (proximale uiteinde van de canule). Tijdens de
gehele procedure moet de obturator in deze positie worden gehouden.
Let bij tracheacanules met cuff op de volgende punten:
Controleer vóór het inbrengen van de tracheacanule ook de cuff (ballon) – deze mag niet
beschadigd zijn of lekken en zo de vereiste afdichting garanderen. Wij raden u daarom vóór elk
gebruik aan de afsluiting te controleren (zie par. VII, nr. 3.1.1). De ballon moet voor het inzetten
van de canule volledig geleegd zijn (zie afb. 7b)! Let er bij het gebruik van een hulpmiddel voor
het spreiden van de tracheostoma op dat de canule, en met name de cuff, door het spreiden
niet door trek beschadigd wordt.
Aansluitend wordt een tracheacompres, bv. de
SENSOTRACH
®
DUO (ref. 30608) of de
SENSOTRACH
®
3-Plus (ref. 30780) op de canulebuis geschoven.
Om het glijvermogen van de tracheacanules te verhogen en daardoor het inschuiven in de
trachea te vereenvoudigen, verdient het aanbeveling de buitenslang in te smeren met een
OPTIFLUID
®
-doekje met stomaolie (REF 31550), wat een gelijkmatige verdeling van de stoma-
olie op de canulebuis garandeert (zie afb. 4a en 4b).
Als u de canule zelf inbrengt, kunt u dit vergemakkelijken door de Fahl
®
-tracheacanules vóór
een spiegel in te brengen.
Houd de Fahl
®
-tracheacanules bij het inbrengen met de ene hand aan het canuleschild vast
(zie afb. 5).
Met de andere, vrije hand kunt u het tracheostoma iets uit elkaar trekken zodat de canulepunt
beter in de ademopening past.
Voor het spreiden van de tracheostoma zijn ook speciale hulpmiddelen verkrijgbaar
(tracheospreider ref. 35500), waarmee de tracheostoma gelijkmatig en voorzichtig kan worden
gespreid, bijv. ook in noodgevallen bij een collaberende tracheostoma (zie afb. 6).
Let er bij het gebruik van een hulpmiddel voor het spreiden op dat de canule door het spreiden
niet door trek beschadigd wordt.
Voer nu de tracheacanule tijdens de inspiratiefase (bij het inademen) voorzichtig in de
tracheostoma en buig het hoofd daarbij iets naar achteren (zie afb. 7).
Schuif de canule weer in de trachea.
Nadat u de canule verder in de luchtpijp hebt geschoven, kunt u het hoofd weer rechtop houden.
Als een obturator wordt gebrukt, moet deze direct uit de tracheabuis worden verwijderd.
Tracheacanules dienen steeds met een speciale canuledraagband te worden bevestigd. Deze
stabiliseert de canule en zorgt er zo voor dat de tracheacanule goed in de tracheostoma blijft
zitten (zie afb. 1).
1.1 Vullen van de cuff (indien aanwezig)
Voor het vullen van de cuff wordt via de Luer-aansluiting (genormaliseerde conische verbinding)
van de toevoerlang door middel van een cuffdrukmeter (bijv. MUCOPROTECT
®
cuffdrukmeter
REF 19500) een vooraf bepaalde druk in de manchet opgebouwd. Tenzij de arts andere
aanbevelingen geeft, raden wij een cuffdruk aan van min. 15 mm Hg (20 cm H2O) tot 22 mm Hg
(30 cm H2O). De cuffdruk mag de 22 mm Hg (ca. 30 cm H2O) in geen enkel geval overschrijden.