85
NL
1. Canuleschild
Kenmerkend voor Fahl
®
-tracheacanules is het speciaal vormgegeven canuleschild, dat aan de
anatomie van de hals is aangepast.
Op het canuleschild zijn de maten vermeld.
Een zwarte opdruk op de canule wijst op de standaardlengte, terwijl een turquoise opdruk op
de korte uitvoering wijst.
Aan de zijkanten van het canuleschild van de siliconen canules bevinden zich twee
bevestigingsogen voor het aanbrengen van een canuledraagband.
Bij alle Fahl
®
-tracheacanules met bevestigingsogen wordt een canuledraagband geleverd. Met
de canuleband wordt de tracheacanule aan de hals bevestigd.
De meegeleverde inbrenghulp (obturator) vereenvoudigt het inbrengen van de canule.
Lees de bijbehorende gebruiksaanwijzing van het canuleband zorgvuldig door als u deze aan de
tracheacanule bevestigt resp. verwijdert.
Let er daarbij op dat de Fahl
®
-tracheacanules spanningsvrij in de tracheostoma liggen en dat de
positie ervan door bevestiging van de canuledraagband niet wordt veranderd.
2. Connectors/adapters
Connectors/adapters dienen voor het aansluiten van compatibele canule-accessoires.
De gebruiksmogelijkheid bij individuele gevallen hangt daarbij ook af van het ziektebeeld, bijv.
de status na laryngectomie of tracheotomie.
Connectors/adapters zijn meestal vast met de binnencanule verbonden. Dit betreft de
universele opzet (15 mm-connector), waarmee een zog. kunstmatige neus (filter voor warmte-
en vochtwisseling) kan worden aangebracht.
Deze connector is ook in een speciale uitvoering als 15 mm-draaiconnector verkrijgbaar. De
draaibare variant van de 15 mm-connector is bijv. geschikt voor een beademingsslangsysteem,
waarbij de optredende draaikrachten worden opgenomen en de canules worden ontlast en
zodanig in hun positie worden gestabiliseerd dat slijmvliesirritaties in de trachea kunnen worden
vermeden.
Met behulp van de 22 mm lange combi-adapter kunnen ook compatibele filter- en
ventielsystemen met een houder van 22 mm worden aangesloten, bijv. HUMIDOPHONE
®
spreekventiel met filterfunctie (ref. 46480),
HUMIDOTWIN
®
kunstmatige neus (ref. 46460),
COMBIPHON
®
spreekventiel (REF 27131), LARYVOX
®
HME filtercassettes (ref. 49800).
3. Canulebuis
De canulebuis grenst direct aan het canuleschild en leidt de luchtstroom in de luchtpijp.
De draaisluiting dient voor de veilige bevestiging van binnencanules en daarvoor geschikte
accessoires: met slechts een lichte draaibeweging rechtsom (in aangebrachte toestand de kant
van de patiënt) en dus zonder veel trekkracht op de canule te hoeven uitoefenen, worden de
binnencanules/accessoires bevestigd.
3.1. Cuff
Bij de productvarianten met cuff sluit de onderdrukmanchet met een bijzonder dunne wand en
een groot volume goed op de trachea aan en garandeert bij een juiste vulling een betrouwbare
afsluiting. De cuff kan als een ballon worden opgepompt. Met de kleine controleballon aan
de vulslang kunt u zien of de canule zich in de geblokkeerde (gevulde) of niet-geblokkeerde
toestand bevindt.
De cuff zelf wordt via een slang met eenwegsventiel en controleballon gevuld.
3.1.1 Controle van de afsluiting van de canule en de cuff (indien aanwezig)
De afsluiting van canule en cuff moet direkt voor en na het gebruik en daarna met regelmatige
tussenpozen worden gecontroleerd. Vul hiervoor de onderdrukmanchet met 15 tot 22 mm Hg
(1 mmHg komt overeen met 1,35951 cmH2O) en controleer of er een spontane drukverlaging
wordt ingesteld (voor het vullen en de controle aanbevolen: MUCOPROTECT
®
cuffdrukmeter
REF 19500). Er mag gedurende de controleperiode geen belangrijke drukverlaging in de cuff
optreden. Deze controle van de afsluiting moet ook vóór elk hergebruik (bijv. na reiniging van de
canule) worden uitgevoerd (zie afb. 7c).