Orthofix TrueLok, Инструкция

Страница: 75 / 160

75
4. De gewenste schroefpen wordt ingebracht door de fixatiebout en via de gemaakte toegang in de
weke delen ingebracht in de eerste cortex. Insertie door de tweede cortex dient handmatig te worden
uitgevoerd met de speciale T-sleutel van Orthofix.
5. De fixatiebout voor de schroefpen wordt vervolgens stevig gefixeerd met een moer.
Als TrueLok-schroeven op de juiste lengte zijn afgeknipt, moeten de afgesneden uiteinden voorzien worden
van beschermdopjes. TrueLok-schroeven die zijn afgeknipt kunnen handmatig worden verwijderd met
behulp van de universele zelfspannende jacobsklauw (17955) of met een boormachine.
Tijdens het inbrengen van schroeven of K-draden moet de nodige zorg worden besteed aan de bescherming
van de weke delen. Een K-draad mag niet meer dan één keer worden ingebracht, daar de punt afgestompt
kan zijn en daardoor het bot overmatig verhit kan raken.
Gebruik de juiste Orthofix-instrumenten voor het correct inbrengen van botschroeven en K-draden.
Overal waar gebruik wordt gemaakt van een K-draad of geleidedraad om een gecannuleerde boor, een boor
of een schroef in de juiste positie te brengen:
a) Gebruik altijd NIEUWE K-draad of geleidedraad.
b) De draad moet altijd worden gecontroleerd voor insertie, om de aanwezigheid van krassen of
verbuigingen te voorkomen.
c) De chirurg moet zo vaak mogelijk het uiteinde van de draad controleren bij het inbrengen van een
instrument of apparaat op de draad, om te voorkomen dat de draad per ongeluk te ver wordt ingebracht.
d) Telkens als een instrument of apparaat wordt behandeld, dient de chirurg te controleren of er zich geen
botresten of ander residu op de draad, in het instrument of apparaat hebben opgehoopt, wat de draad
voorwaarts zou kunnen duwen.
• INSERTIE VAN DE K-DRAAD
Bij gebruik met een ring, of het nu gaat om een hybride of cirkelvormig systeem:
a) K-draden moet worden ingebracht vanaf de zijde waar de weke delen het meeste risico lopen.
b) Ze moeten al duwend door de weke delen worden ingebracht en al borend door het bot; ze mogen nooit
door de weke delen worden geboord.
c) Draad moet worden ingebracht met een goede kennis van de veilige insertiekanalen om schade aan
vitale structuren te vermijden.
d) Gebruikte draad moet altijd weggeworpen worden na verwijdering (aangezien de punt afgestompt kan
zijn en overmatige verhitting van het bot kan optreden).
e) Om letsel te vermijden moeten de uiteinden van de draden beschermd worden met speciale
beschermdopjes of moeten de uiteinden gebogen worden zodra ze zijn aangespannen.
Voor het aanspannen van K-draden moeten de hendels van de spaninrichting (54-1139) volledig open
staan en de armen volledig zijn ingebracht over de draad, helemaal omlaag tot aan het vergrendelpunt van
de draad. Hierbij moet u er op letten dat minstens 6 cm van de draad uit de spaninrichting steekt. Op een
cirkelvormige ring gemonteerde draden moeten worden aangespannen tot een minimale spanning van
1200N. Bij gebruik van draden met centrale olijf voor de stabilisering van een botfragment, moet de spanning
tot 800/1000N worden verminderd. Gegroefde sluitringen kunnen op talrijke plaatsen worden gebruikt,
zowel op een ring als op een afstand ervan. De spanning kan variëren naargelang de positie tot maximaal
1000 Newton. Bij rechtstreekse bevestiging aan een ring moet aandacht worden besteed aan het handhaven
van het spanningsniveau, om knikken in en beschadigingen van de draad te voorkomen.