64
•
Voor reiniging en desinfectie moeten waar mogelijk niet-
ontvlambare middelen worden gebruikt. Ontvlambare
vloeistoffen die worden gebruikt als reinigings- of
desinfectiemiddel of als oplosmiddel of plakmiddel, moeten
geheel zijn verdampt voordat er HG-chirurgie wordt
toegepast.
•
Er bestaat een risico dat ontvlambare oplossingen zich
ophopen onder de patiënt of in kuiltjes op het lichaam, zoals
de navel, of in lichaamsholtes, zoals de vagina. Als er
vloeistof is verzameld op of in dergelijke plekken, moet dit
worden verwijderd voordat er instrumenten voor HF-
chirurgie worden gebruikt. Let op het gevaar van
ontbranding van lichaamsgassen. Sommige materialen zoals
katoen, wol en gaas kunnen, wanneer ze zijn verzadigd met
zuurstof, vlam vatten door vonken die ontstaan tijdens het
normale gebruik van de chirurgische HF-instrumenten.
•
Het gebruik van ontvlambare anesthetica of oxiderende
gassen zoals distikstofmonoxide (N
2
O) en zuurstof moet
worden vermeden als er een chirurgische ingreep in de
buurt van de borstkas of het hoofd wordt uitgevoerd, tenzij
deze agentia van de plek zijn verwijderd.
•
Plaats de instrumenten NIET naast of tegen ontvlambare
materialen (zoals gazen of chirurgische lakens).
Geactiveerde of door gebruik verhitte instrumenten kunnen
brand veroorzaken.
•
CONTROLEER instrumenten en kabels vóór gebruik op
schade, vooral de isolatie van
laparoscopische/endoscopische instrumenten. Dit kan met
behulp van uitvergroting of met een isolatiemeter voor
hoogspanning. Beschadigde isolatie kan leiden tot
brandwonden of ander letsel van de patiënt of de gebruiker.
•
Het oppervlak van de actieve elektrode kan nog heet genoeg
zijn om brandwonden te veroorzaken als de RF net is
uitgeschakeld.
•
Omdat bijproducten van elektrochirurgie kankerverwekkend
en besmettelijk kunnen zijn (zoals weefsel, rook en dampen),
moet bij zowel open procedures als bij laparoscopie
oogbescherming, filtermaskers en een effectieve
rookafvoerinstallatie worden gebruikt.
•
Schakel aanzetstukken alleen in vanuit een positie waarin de
energie direct op het doelweefsel wordt overgebracht om de
capacitieve koppeling te verminderen.
•
Als het elektrochirurgische apparaat wordt ingeschakeld
terwijl de afzuig-/irrigatiefunctie wordt gebruikt, kan de
elektrische energie een andere weg zoeken uit de buurt van
het doelweefsel.
•
Een onjuiste aansluiting van accessoires kan leiden tot
onbedoeld inschakelen van deze accessoires of een andere
potentieel gevaarlijke situaties.
•
Sluit adapters en accessoires alleen op het
elektrochirurgische apparaat aan wanneer het apparaat is
uitgeschakeld. Anders kan dit letsel of een elektrische schok
veroorzaken bij de patiënt of personeel in de operatiekamer.
•
Het gebruik van andere accessoires, transducers en kabels
dan aangegeven kan resulteren in verhoogde emissies of
verminderde immuniteit van het aanzetstuk. Uitzonderingen
hierop zijn de transducers en kabels die door de fabrikant
van dit aanzetstuk als vervanging voor interne onderdelen
worden verkocht.
•
Start met de laagst mogelijke stroomstand op de
elektrochirurgische generator. Controleer het patiëntcircuit
en verhoog de stroomstand geleidelijk voor het gewenste
resultaat bij snijden en coaguleren.
Opmerking:
selecteer een zo laag mogelijk uitgangsvermogen
voor het beoogde gebruik.
•
Schakel het elektrochirurgieapparaat pas in als het
aanzetstuk contact heeft met de patiënt.
•
Interferentie die is veroorzaakt door de werking van
chirurgische HF-apparatuur kan de werking van andere
elektronische apparaten nadelig beïnvloeden.
3
6
-0
1
5
3
A
0
4
-1
2
-1
8
D
av
id
K
nu
th
V
er
no
n
H
ill
s,
I
L
P
ro
o
fe
d
b
y
:
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
D
a
te
:_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
D
im
e
n
s
io
n
s
c
h
e
c
k
e
d
:
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
C
o
p
y
c
h
e
c
k
e
d
:
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
_
