UM_NX-W_00_05_19_ML
NL
MITSUBISHI ELECTRIC HYDRONICS & IT COOLING SYSTEM S.p.A.
233
Vertaling van de oorspronkelijke handleiding
Plaats van de ontluchtingskleppen en veiligheidskleppen op units met ingebouwde hydronische sets.
Opmerking: de maximale bedrijfsdruk van het hydraulische circuit is 10 bar.
7
ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
7.1
Elektrische voeding
De kenmerken van het elektriciteitsnet moeten overeenstemmen met de norm EN 60204-1 en de geldende plaatselijke normen en geschikt zijn voor het verbruik van de unit
zoals vermeld op het elektrische schema en het typeplaatje. De spanning van het net moet overeenstemmen met de nominale /- 10% met een maximum onbalans
tussen de fasen van 2%. De unit moet aangesloten zijn op een driefasevoeding type TN(S). Indien er op de elektrische installatie een aardlekschakelaar gemonteerd moet
worden, moet deze van type A of B zijn. Als dit op het bedradingsschema is vermeld is het installeren hiervan verplicht.
De plaatselijke voorschriften dienen in acht genomen te worden. De elektrische voeding mag pas ingeschakeld worden als het watercircuit vol is.
7.2
Stroomaansluitingen
Op de voedingsleiding van het elektrische schakelpaneel dient volgens de voorschriften die van kracht zijn een beveiliging, die niet bij de levering inbegrepen is, geïnstalleerd te
worden.
Het elektrische schakelpaneel van de unit dient gevoed te worden met kabels waarvan de doorsnede geschikt moet zijn met het oog op het stroomverbruik van de unit dat
vermeld is op het typeplaatje en de toepassing. De kabelschoenen moeten vastgezet worden met een aanhaalmoment dat geschikt is voor de verbinding. Bovendien moeten alle
eventuele verdere voorschriften die op het bedradingsschema zijn vermeld in acht genomen worden. Het bedienings- en controlecircuit is in het elektrische schakelpaneel afgetakt
van het stroomcircuit.
Rechtstreeks aanraken van hete en/of scherpe oppervlakken moet voorkomen worden. Het is verboden om elektrische kabels in het schakelpaneel in te voeren op plaatsen die
niet specifiek voorgeschreven zijn.
Indien het koelcircuit geleegd wordt moeten alle fases van de elektromotor van de compressoren van de stroom afgekoppeld worden door de elektrische beveiligingen
stroomopwaarts ervan te verwijderen of te scheiden (zekeringen en/of schakelautomaat). De verdampingsunits en condensatieunits met schroefcompressor worden geleverd
met uitgeschakelde beveiligingen. Na het vullen met koelmiddel moeten de beveiligingen in spanningsloze toestand vóór de inschakeling weer in de oorspronkelijke toestand
gebracht worden.
De stroomvoorziening mag nooit uitgeschakeld worden, behalve tijdens onderhoudswerkzaamheden, om de werking van de carterweerstanden van de compressoren en
eventuele antivriesweerstanden van de warmtewisselaars te waarborgen.
7.3
Hulpmiddelen van het controlecircuit
Op straffe van verval van de garantie:
•
de geijkte stromingswachter (indien deze niet bij de standaard levering van de unit inbegrepen is) dient op de betreffende klemmen van het
controlecircuit aangesloten te worden
•
de hulpcontacten van de pompen dienen op de betreffende klemmen op het controlecircuit aangesloten te worden (indien aanwezig op het elektrische
schema)
•
de vrijgavesignalen naar de unit (remote ON/OFF, stromingswachter, vrijgave pompen enz.) moeten schone en aparte contacten voor elke unit zijn (er
mag nooit één parallelle vrijgave naar meerdere units uitgevoerd worden).
Geadviseerd wordt om de verbindingskabels van de hierboven beschreven beveiligingen gescheiden van eventuele stroomkabels aan te leggen. Wordt dit niet gedaan is het
verstandig om afgeschermde kabels te gebruiken. Om eventuele seri
ë
le aansluitingen tot stand te brengen mogen er uitsluitend afgeschermde kabels met een karakteristieke
VEILIGHEIDSKLEP
(10 BAR)
VEILIGHEIDSKLEP
(10 BAR)
ONTLUCHTINGSKLEP
ONTLUCHTINGSKLEP