146
Bij gebruik van een NiMH-rijaccu moet u de onderspanningsbeveiliging uitschakelen.
Wanneer u de onderspanningsbeveiliging toch wilt inschakelen, geldt:
De rijregelaar meet na het inschakelen de spanning van de aangesloten accu. Bij een spanning tussen de
9,0 en 12,0 V neemt de rijregelaar aan dat een 3-cellige LiPo-rijaccu is aangesloten. Bij een spanning van
minder dan 9,0 V wordt een 2-cellige LiPo-rijaccu aangenomen.
Hieruit wordt dan de uitschakelspanning berekend.
Voorbeeld: U hebt een 6-cellige NiMH-rijaccu aangesloten en de onderspanningsbeveiliging op 2,6 V/cel
ingesteld.
De NiMH-rijaccu heeft volledig opgeladen een spanning van vb. 8,4 V. De rijregelaar zal dus vermoeden dat
het om een 2-cellige LiPo-rijaccu gaat en zo de onderspanningsbeveiliging bij een accuspanning van 5,2 V
activeren, wat bij NiMH-accu's een optimale waarde is.
Als u de onderspanningsbeveiliging op een hogere waarde (vb. 3,4 V/cel) zou instellen, schakelt de rijrege-
laar de aandrijving te vroeg uit hoewel de NiMH-rijaccu nog genoeg stroom heeft.
• Functie #4, groene LED knippert 4x kort + 4x korte pieptoon: Startmodus bij het vertrek
Afhankelijk van de instelling vindt het vertrek met meer of minder draaimoment plaats. Zorg dat bij de hoogste ni-
veaus een overeenkomstige hoogwaardige rijaccu wordt gebruikt die de bij het opstarten de benodigde hoge stroom
kan leveren.
Wij raden u aan om het hoogste niveau alleen te gebruiken wanneer u met het voertuig op een losse ondergrond
wilt rijden.
• Functie #5, groene LED knippert 1x lang + 1x langer pieptoon: Maximale remkracht
De rijregelaar biedt afhankelijk van de stand van de hendel op de zender een proportionele remkracht. De maximaal
beschikbare remkracht kan worden ingesteld.
Een hoge instelling (bijv. 100%) verkort de remweg, maar heeft negatieve gevolgen voor de levensduur van de
aandrijving (aandrijfpignon, hoofdtandwiel, differentieel, banden).
c) Statusmeldingen van de rijregelaar (LED/pieptoon boven motor)
• In de neutrale stand licht er op de rijregelaar geen LED op; de motor staat stil.
• Bij het vooruit rijden licht de rode LED op. Bij volgas licht de groene LED bijkomend op.
• Bij het achteruit rijden licht de rode LED op.
• Tijdens het remmen licht de rode LED permanent op. Als de maximale remkracht op 100% is ingesteld, licht de
groene LED bij vol remmen bijkomend op.
• Wanneer de rijregelaar na het inschakelen de accuspanning meet en een fout vaststelt, geeft de motor een dubbel
geluidssignaal weer (telkens met een seconde pauze tussen de dubbele geluidssignalen).
• Als de rijregelaar geen geldig signaal van de ontvanger (vb. wanneer de rijregelaar van de ontvanger wordt ontkop
-
peld), geeft de motor een enkel geluidssignaal weer, gevolgd door een pauze van twee seconden.
Wanneer de rijregelaar aan de ontvanger is aangesloten, overneemt diens failsafe de beschermfunctie
wanneer het zendersignaal uitvalt. Let daarom altijd op dat de failsafe van de ontvanger correct wordt
geprogrammeerd.
Summary of Contents for 1408946
Page 162: ...162 ...
Page 163: ...163 ...