140
• Schakel eerst de rijregelaar uit (schakelaarstand
"OFF"). De aan-/uitschakelaar bevindt zich achteraan
het voertuig in de buurt van de staartspoiler, zie afbeel-
ding rechts.
• Om de rijaccu te installeren, draait u het voertuig om.
Schuif beide vergrendelingshendels (A) samen en klap
het accuvakdeksel (B) naar boven.
• Verbind de rijaccu met de aansluitstekker van de rijrege
-
laar en plaats de rijaccu in het accuvak.
Let bij de aansluiting van de rijaccu aan de rijregelaar op
de correcte polariteit (rode kabel = plus/+, zwarte kabel
= min/-).
• Gebruik vb. een stukje schuimstof zodat de rijaccu ste
-
vig in het accuvak vast zit.
• Klap het accuvakdeksel opnieuw dicht zodat beide ver
-
grendelingshendels (A) veilig worden ingeklikt.
• Draai het voertuig opnieuw om.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de wielen niet vast. Plaats het voertuig op een geschikte onder
-
grond zodat de wielen in geval van storing vrij kunnen draaien (vb. wanneer de trimming voor de aandrijving
verkeerd is afgesteld).
• Laat de gas-/remhendel op de zender in de neutrale stand (beweeg/raak de hendel niet aan). Indien dit nog niet is
gebeurd, brengt u de trimregelaar "TH.TRIM" voor de rijfunctie op de zender in de middelste stand; draai de trimre
-
gelaar "ST.D/R" voor de Dualrate-functie tot aan de aanslag naar rechts in de richting van de wijzers van de klok.
• Schakel de rijregelaar in ("ON"). Beide witte LED's van de koplampen moeten oplichten. Wacht enkele seconden tot
de motor geluidssignalen weergeeft (de geluidssignalen worden door een korte aansturing van de motor opgewekt).
Door het aantal geluidssignalen kunt u vaststellen hoeveel LiPo-cellen de rijregelaar heeft herkend:
2 pieptonen = 2-cellige LiPo-rijaccu
3 pieptonen = 3-cellige LiPo-rijaccu
Bij gebruik van het voertuig met een NiMH-rijaccu worden eveneens 2 of 3 geluidssignalen weergegeven,
afhankelijk van de spanning van de NiMH-rijaccu.
• Vervolgens is de rijregelaar en dus het voertuig klaar voor gebruik. De LED's op de rijregelaar mogen niet oplichten
of knipperen.
• Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig.
Foutmeldingen van de rijregelaar worden met geluidssignalen van de motor en/of knippersignalen van de
LED's weergegeven. Houd hiervoor rekening met hoofdstuk 11. c).
Controleer de failsafe-functie van de ontvanger (zie hoofdstuk 9. f) en voer evt. de programmering opnieuw
uit (zie hoofdstuk 9. e). Dit dient voor de veiligheid indien het zendersignaal uitvalt (vb. zender buiten bereik,
batterijen in de zender leeg of zender uitgeschakeld).
Æ
ON OFF
Summary of Contents for 1408946
Page 162: ...162 ...
Page 163: ...163 ...