160
14 OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
N.B.: U kunt een beroep doen op technische assistentie van een Cook
productspecialist door contact op te nemen met uw plaatselijke Cook
vertegenwoordiger.
14.1 Problemen met de ontkoppeling van de trigger wire oplossen
LET OP: Voer de volgende stappen pas uit als de proximale trigger wire
niet kan worden verwijderd zoals beschreven in hoofdstuk 11.1.7.
14.1.1 Ontplooiing van het proximale deel (top) van de main body
1. Als het zwarte (top kap) vrijgavemechanisme met trigger wire niet
van de handgreep kan worden verwijderd, knip de trigger wire
aangrenzend aan het vrijgavemechanisme (Afb. 37) af en verwijder het
vrijgavemechanisme van de handgreep.
2. Stabiliseer de grijze pusher terwijl u de sheath terugtrekt om de
ipsilaterale stomp volledig te ontplooien.
3. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het witte vrijgavemechanisme
met trigger wire.
4. Trek de trigger wire terug en verwijder deze door het witte
vrijgavemechanisme met trigger wire van de handgreep af te schuiven en
vervolgens via de gleuf over de binnenste canule van het hulpmiddel te
verwijderen.
5. Gebruik een van een vergrendeling voorziene klem om het afgeknipte
uiteinde van de trigger wire van de topkap af te klemmen en vast te
zetten. (Afb. 38)
6. Draai de borgschroef los en voer, terwijl u de binnenste canule en de
trigger wire op hun plaats houdt, de grijze pusher en sheath op in de
prothese totdat de tip van de grijze pusher ongeveer op 2 cm van de
gouden markeringen ligt. (Afb. 39) De opgevoerde grijze pusher geeft
extra steun aan de binnenste canule.
N.B.: Handhaaf bij het opvoeren van de grijze pusher en de sheath matige
spanning op de trigger wire om slapheid weg te werken.
N.B.: Zorg dat de tip van de grijze pusher
niet
in de topkap wordt opgevoerd.
7. Vergrendel de borgschroef. Controleer of de trigger wire stevig aan de
klem vastzit.
8. Stabiliseer de grijze pusher en voer de sheath langzaam op totdat de
tip van de sheath zich op 2 mm van de gouden markeringen bevindt.
(Afb. 40)
N.B.: Let er bij het opvoeren van de sheath op dat de prothese zelf niet wordt
opgevoerd.
9. Stabiliseer de sheath en trek de grijze pusher met de binnenste canule
terug om de topkap over de suprarenale stent te trekken. (Afb. 41)
10. Controleer of de gouden markeringen zich onder de aa. renales bevinden.
11. Verwijder de trigger wire.
12. Trek de sheath terug totdat de tapse tip van de grijze pusher blootligt.
13. Voer een modelleerballon door de contralaterale stomp van de main body
op en positioneer de ballon net boven de bifurcatie van de prothese.
14. Inflateer de ballon tot de volledige diameter van de prothese. (Afb. 42)
15. Draai de borgschroef los.
16. Stabiliseer de grijze pusher en ballonkatheter, en voer de binnenste
canule op om de topkap te ontplooien.
17. Draai de borgschroef vast.
18. Deflateer de ballon en voer de contralaterale voerdraad op tot in de
thoracale aorta.
N.B.: Vanwege het risico van vroegtijdige ontplooiing van de ipsilaterale poot
en vrijgave van de trigger wire is het raadzaam de modelleerballon in of net
boven de contralaterale stomp te houden voor stabilisatie van de prothese
tijdens de plaatsing van de ipsilaterale stomp.
14.1.2 Koppelen van de topkap
1. Draai de borgschroef los. (Afb. 25)
2. Fixeer de sheath en de binnenste canule om elke beweging van deze
componenten te voorkomen.
3. Voer de grijze pusher over de binnenste canule op totdat de pusher aan
de topkap gekoppeld is. (Afb. 43, 27, 44)
N.B.: Als er weerstand wordt gevoeld, roteer de grijze pusher dan enigszins,
terwijl hij voorzichtig wordt opgevoerd.
4. Draai de borgschroef weer vast en trek de gehele topkap en grijze pusher
terug door de prothese en de sheath door aan de binnenste canule te
trekken. (Afb. 45) Laat de sheath en de voerdraad in positie.
5. Sluit de Captor® hemostaseklep op de Flexor® introducer sheath door hem
rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan. (Afb. 30)
14.1.3 Plaatsing en ontplooiing van de ipsilaterale iliacale poot
N.B.: Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de introducer sheath open
gedraaid is. (Afb. 31)
1. Breng de ipsilaterale poot in met behulp van de voerdraad/sheath van de
main body.
N.B.: Vanwege de wijzigingen in de instructies voor de ontplooiing van de
topkap moet de sheath van de main body worden teruggetrokken tot een
punt dat zich 1 à 2 cm in de proximale ipsilaterale stomp bevindt. Voer de
dilatatorsheath van de ipsilaterale stomp op tot in de sheath van de main
body.
N.B.: De modelleerballon mag worden geïnflateerd in de contralaterale
stomp van de main body als aanvullende stabilisatie van de prothese nodig is.
LET OP: De ballon mag niet buiten de prothese worden geïnflateerd.
N.B.: In kronkelige vaten kan de positie van de aa. iliacae internae aanzienlijk
veranderen wanneer stugge voerdraden en sheaths worden ingebracht.
2. Voer langzaam op totdat de ipsilaterale iliacale poot met minimaal één
hele stent van de iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale
poot) binnen de ipsilaterale stomp van de main body ligt. (Afb. 46)
N.B.: Als een overlap van meer dan drie stents van de iliacale poot nodig is
(meer dan twee stents van de iliacale poot bij een lengte van de poot van 37
en 54 mm), kan het nodig zijn om het gebruik van een pootverlengstuk te
overwegen in het bifurcatiegebied van de tegenoverliggende zijde.
3. Bevestig de positie van het distale uiteinde van de iliacale poot.
Positioneer de iliacale poot opnieuw wanneer dit nodig is om zeker te
stellen dat de a. iliaca interna doorgankelijk blijft.
4. Ontplooi de iliacale poot door deze met de grijze pusher te stabiliseren
terwijl de sheath van de iliacale poot en de sheath van de main body
worden teruggetrokken. (Afb. 33
en
47) Trek, indien nodig de sheath van
de main body terug.
5. Draai, onder doorlichting en na controle van de positie van de iliacale
poot, de borgschroef los en trek de binnenste canule terug om de tapse
dilatator aan de grijze pusher te koppelen. Draai de borgschroef vast.
Houd de sheath in positie en trek de grijze pusher met de vastgekoppelde
binnenste canule terug. (Afb. 48)
6. Sluit de Captor hemostaseklep op de Flexor introducer sheath door hem
rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan.
7. Controleer de positie van de voerdraden opnieuw. Laat de sheath en de
voerdraden in positie.
8. Verwijder de gedeflateerde ballon van de contralaterale kant.
14.1.4 Plaatsing en ontplooiing van de contralaterale iliacale poot
LET OP: Controleer vóór implantatie of de vooraf gedefinieerde
contralaterale iliacale poot geselecteerd is om aan de contralaterale kant
van de patiënt te worden ingebracht.
1. Positioneer de beeldversterker zodanig dat zowel de contralaterale
a. iliaca interna als de contralaterale a. iliaca communis in beeld is.
2. Injecteer, vóór de introductie van het introductiesysteem van de
contralaterale iliacale stomp, contrastmiddel door de contralaterale
femorale sheath om de contralaterale a. iliaca interna te lokaliseren.
3. Introduceer het introductiesysteem van de contralaterale iliacale poot in
de arterie. Voer dit langzaam op totdat de iliacale poot met minimaal één
hele stent van de iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale
poot) binnen de contralaterale stomp van de main body ligt. (Afb. 49)
N.B.: Als het opvoeren van het introductiesysteem van de iliacale poot
moeizaam verloopt, stap dan over op een voerdraad die betere
ondersteuning biedt. In kronkelige vaten kan de anatomie aanzienlijk
veranderen wanneer stugge voerdraden en sheaths worden ingebracht.
4. Bevestig de positie van het distale uiteinde van de iliacale poot. Pas de
positie van de iliacale poot waar nodig aan om ervoor te zorgen dat
de a. iliaca interna doorgankelijk blijft en minimaal één hele stent van
de iliacale poot (d.w.z. de proximale stent van de iliacale poot, met een
maximale overlap van 1,5 stent) in de endovasculaire prothese in de main
body ligt.
5. Ontplooi de iliacale poot door deze met de grijze pusher in positie te
houden terwijl de sheath wordt teruggetrokken. (Afb. 19
en
50) Zorg
ervoor dat de overlap van één stent gehandhaafd blijft.
6. Stop met terugtrekken van de sheath zodra het distale uiteinde van de
iliacale poot vrijgekomen is.
7. Draai, onder doorlichting en na controle van de positie van de iliacale
poot, de borgschroef los en trek de binnenste canule terug om de tapse
dilatator aan de grijze pusher te koppelen. Draai de borgschroef vast.
Houd de sheath in positie en trek de grijze pusher met de vastgekoppelde
binnenste canule terug. (Afb. 51)
8. Controleer de positie van de voerdraden opnieuw.
9. Breng de modelleerballon in en maak een afrondend angiogram zoals
beschreven
hoofdstuk
11.1.12, ‘Introductie van de modelleerballon’
.
14.2 Problemen met de ontplooiing van de suprarenale stent oplossen
LET OP: Voer de volgende stappen alleen uit als de topkap niet kan
worden ontplooid zoals beschreven in hoofdstuk 11.1.7.
14.2.1 Ontplooiing van het proximale deel (top) van de main body
1. Als de suprarenale stent niet volledig kan worden ontplooid door de
binnencanule van de topkap op te voeren, voer dan een modelleerballon
door de contralaterale stomp van de main body op en plaats deze net
boven de bifurcatie van de stentprothese.
2. Vul de ballon tot de volledige diameter van de prothese om de
binnencanule beter te ondersteunen.
3. Draai de borgschroef los. (Afb. 15)
4. Stabiliseer de grijze pusher en ballonkatheter en voer de binnencanule op
om de suprarenale stent te ontplooien.
Ga als volgt te werk als de suprarenale stent volledig is ontplooid:
5. draai de borgschroef aan; leeg de ballon en trek hem terug.
6. Voer de contralaterale voerdraad tot in de thoracale aorta op en keer
terug naar de passende stap in de gebruiksaanwijzing om de procedure
te voltooien.
Ga als volgt te werk als u de suprarenale stent nog steeds niet volledig kunt
ontplooien:
5. draai de borgschroef vast en leeg de ballon. Stabiliseer de grijze pusher
met behoud van de ballonpositie en trek de sheath terug om de
ipsilaterale stomp volledig te ontplooien.
6. Verwijder de veiligheidsvergrendeling van het ontkoppelmechanisme
voor de trigger wire van de ipsilaterale stomp.
7. Trek de trigger wire terug en verwijder deze door het
ontkoppelmechanisme voor de trigger wire van de ipsilaterale stomp van
de handgreep af te schuiven en de trigger wire vervolgens via de gleuf
over de binnencanule van het hulpmiddel te verwijderen.
8. Draai de borgschroef (Afb. 25) los en voer met behoud van de positie
van de binnencanule de grijze pusher en sheath op tot in de prothese
totdat de tip van de grijze pusher zich ongeveer 2 cm onder de proximale
gouden markeringen bevindt. (Afb. 52) De opgevoerde grijze pusher
geeft extra steun aan de binnencanule.
N.B.: Let er bij het opvoeren van de grijze pusher en de sheath op dat de
prothese niet wordt opgevoerd.
N.B.: Zorg dat de tip van de grijze pusher niet tot in de topkap wordt
opgevoerd.
9. Vergrendel de borgschroef.
10. Controleer of de gouden markeringen zich onder de aa. renales bevinden.
11. Positioneer de modelleerballon opnieuw zodat deze tegen de bifurcatie
aanligt.
12. Vul de ballon tot de volledige diameter van de prothese. (Afb. 42)
13. Draai de borgschroef los.
14. Stabiliseer de grijze pusher en ballonkatheter en voer de binnencanule op
om de suprarenale stent te ontplooien.
15. Draai de borgschroef vast.
16. Leeg de ballon en voer de contralaterale voerdraad op tot in de thoracale
aorta.
N.B.: Vanwege vroegtijdige ontplooiing van de ipsilaterale poot en
ontkoppeling van de trigger wire is het raadzaam de modelleerballon
in of net boven de contralaterale stomp te houden om de prothese te
helpen stabiliseren tijdens de plaatsing van de ipsilaterale stomp.
14.2.2 Koppelen van de topkap
1. Draai de borgschroef los. (Afb. 25)
2. Fixeer de sheath en de binnencanule om elke beweging van deze
componenten te voorkomen.
3. Voer de grijze pusher over de binnencanule op totdat de pusher aan de
topkap gekoppeld is. (Afb. 43, 27 en 44)
N.B.: Als er weerstand wordt gevoeld, roteer de grijze pusher dan
enigszins, terwijl hij voorzichtig wordt opgevoerd.
4. Draai de borgschroef weer vast en trek de gehele topkap en grijze pusher
terug door de prothese en de sheath door aan de binnencanule te
trekken. (Afb. 45) Laat de sheath en de voerdraad in positie.
5. Sluit de Captor® hemostaseklep op de Flexor® introducersheath door hem
rechtsom te draaien totdat hij niet verder kan. (Afb. 30)
14.2.3 Plaatsing en ontplooiing van de ipsilaterale iliacale poot
N.B.: Zorg ervoor dat de Captor hemostaseklep op de introducersheath open
gedraaid is. (Afb. 31)
1. Positioneer de beeldversterker zodanig dat zowel de ipsilaterale a. iliaca
interna als de ipsilaterale a. iliaca communis in beeld is.
2. Injecteer, na de introductie van het introductiesysteem van de ipsilaterale
iliacale poot, contrastmiddel door de sheath van de main body om de
ipsilaterale a. iliaca interna te lokaliseren.
3. Breng de ipsilaterale poot in met behulp van de voerdraad/sheath van de
main body.
N.B.: Vanwege de wijzigingen in de instructies voor de ontplooiing van
de topkap moet de sheath van de main body worden teruggetrokken tot