![Telwin DIGISTART 340 TE-829327 Manual Download Page 22](http://html1.mh-extra.com/html/telwin/digistart-340-te-829327/digistart-340-te-829327_manual_1085046022.webp)
- 22 -
die bogen of vonken kunnen veroorzaken; bijgevolg, indien de
batterijlader in een garage of in een soortgelijke ruimte wordt
gebruikt, moet men hem in een lokaal of in een omgeving plaatsen die
speciaal voor dit doel bestemd is.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de binnenkant van de
batterijlader mogen alleen uitgevoerd worden door personeel met
ervaring.
-
OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD LOSKOPPELEN VAN HET
NET VOORDAT MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON
ONDERHOUD VAN DE BATTERIJLADER UITVOERT, GEVAAR!
- Controleren of het contact voorzien is van een beschermende
aardeaansluiting.
- In de modellen die erover beschikken, stekkers aansluiten die een
vermogen hebben dat geschikt is voor de op de plaat aangeduide
waarde van de zekering.
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
- Deze batterijlader staat het opladen van batterijen met lood en vrije
elektrolyt toe gebruikt op motorvoertuigen (benzine en diesel),
motorfietsen, schepen, enz.
- Accumulators oplaadbaar in functie van de beschikbare spanning van
uitgang: 6V / 3 cellen; 12V / 6 cellen; 24V / 12 cellen.
- De bak waarin deze è geïnstalleerd is heeft een beschermingsgraad
IP 20 en è is beschermd door indirecte contacten middels een
aardegeleider zoals voorgeschreven wordt voor de toestellen in klasse
.
3. INSTALLATIE
INRICHTING (FIG. A)
- De batterijlader uitpakken, overgaan tot de montage van de losse
componenten die in de verpakking zitten.
- De modellen op wagen moeten in verticale stand geïnstalleerd
worden.
PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
- Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele manier installeren
en ervoor zorgen dat de luchtdoorgang niet verstopt wordt middels
speciaal daartoe bestemde openingen zodanig dat een voldoende
ventilatie gegarandeerd is.
AANSLUITING OP HET NET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden op een
voedingssysteem met een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
Controleren of de netspanning overeenstemt met de spanning van
werking.
- De voedingslijn moet uitgerust zijn met beschermingssystemen zoals
zekeringen of automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden met een speciale
kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel moeten een
adequate doorsnede hebben die nooit kleiner mag zijn dan diegene
van de geleverde kabel.
- Het is altijd verplicht het toestel met de aarde te verbinden, gebruik
makend van de geel-groene geleider van de voedingskabel,
gemarkeerd met het etiket (
), terwijl de andere twee geleiders
verbonden moeten worden met de netspanning.
4. BESCHRIJVING VAN DE BATTERIJLADER
Dit model is een batterijlader/starter die elektronisch gecontroleerd
wordt door een microcontroller.
Voor wat betreft het gedeelte van regeling en signalering is het mogelijk
te onderscheiden (FIG.B):
1- Hoofdschakelaar 0/OFF I/ON (verlicht).
2- Deviator selectie LADEN, START.
3- Positieve verbindingscontacten 12V / 24V.
4- Negatieve rechtstreekse uitgang.
5- Potentiometer voor de regeling van de stroom van laden:
De geïnitialiseerde waarde wordt gedurende enkele seconden
gevisualiseerd op het display, tijdens het laden, telkens de
potentiometer zelf gedraaid wordt (in fase van regeling knippert ook
de led “ I ”).
6- Selectietoets van de spanning van de batterij(en) 12V / 24V.
7- Selectietoets van de parameter I / V te visualiseren op het display:
- V = spanning in Volt;
- I = stroom in Ampères.
8- Selectietoets van de werkwijze TEST, CHARGE, TRONIC:
- TEST laden niet actief.
In deze modaliteit is het mogelijk het nazicht van de waarde van
spanning van de batterij uit te voeren alsook de controle van de
staat ervan (met wisselende visualisatie op het display FIG.C).
De batterijlader is bovendien in staat te signaleren of de verbinding
van de klemmen van laden 12V / 24V compatibel is met de
overeenstemmende selectie van de toets 12V / 24V.
In geval van een verkeerde verbinding of setting verschijnt op het
display de knipperende afkorting “Err” tot aan de oplossing van het
inconveniënt.
OPMERKING: Deze bescherming kan uitgesloten worden vanwege
de gebruiker (voor bijkomende details het deel BESCHERMINGEN
raadplegen).
- CHARGE laden actief.
Staat toe de batterij(en) te laden met constante stroom volgens de
ingestelde waarde altijd in verband met de capaciteit van de batterij
(Ah).
Wanneer een bepaald niveau van spanning van batterij van einde
laden bereikt is, wordt deze met de tijd behouden.
Indien de spanning van batterij bovendien bijzonder laag blijkt
te zijn, wordt er een vaste stroom van circa 2A verdeeld tot
de veiligheidsspanning van 1,5V/element bereikt is. In deze
omstandigheden van werking wisselt op het display de visualisering
van de waarde van de vastgelegde stroom af met die van de
afkorting “ LCC ”.
OPMERKING: Deze bescherming kan uitgesloten worden vanwege
de gebruiker (voor bijkomende details het deel BESCHERMINGEN
raadplegen).
- TRONIC automatisch laden actief.
Staat toe de batterij(en) te laden op automatische wijze met
werkingen analoog aan de vorige modaliteit maar met vooraf
bepaalde drempels van spanning.
9- Display voor de visualisering van de geselecteerde parameter. Er
worden bovendien enkele afkortingen gevisualiseerd in verband met
de aanwezige conditie /modaliteit (FIG.D).
5. WERKING
VOORBEREIDING VOOR HET OPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet men verifiëren of
de capaciteit van de batterijen (Ah) die men wenst te onderwerpen
aan het opladen niet kleiner is dan diegene die aangeduid staat op
de plaat (C min).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de hierna
aangegeven volgorde volgen.
- De eventueel aanwezige deksels van de batterij wegnemen, ì zodanig
dat de gassen die zich ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten
kunnen komen.
- Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen van de batterijen
dekt; indien deze bloot blijken te liggen, gedistilleerd water toevoegen
tot ze 5 - 10 mm bedekt zijn.
OPGELET: UITERST VOORZICHTIG TEWERK GAAN TIJDENS
DEZE OPERATIE OMDAT DE ELEKTROLYT EEN UITERST
CORROSIEF ZUUR IS.
- Men herinnert eraan dat de juiste staat van opladen van de batterijen
alleen bepaald kan worden gebruik makend van een densimeter, die
toestaat de specifieke densiteit van de elektrolyt te meten.
indicatief zijn de volgende waarden van densiteit van opgeloste stof
geldig (Kg/l op 20°c):
1.28 = opgeladen batterij
1.21 = half ontladen batterij
1.14 = ontladen batterij
- De polariteit van de klemmen van de batterij verifiëren: positief het
s en negatief het symbool -.
OPMERKING: indien de symbolen zich niet onderscheiden moet men
zich herinneren dat de positieve klem diegene is die niet verbonden is
met het chassis van de auto.
- De rode tang voor het opladen verbinden met de positieve klem van
de batterij (s).
- De zwarte tang voor het opladen verbinden met het chassis van de
auto, uit de buurt van de batterij en van de buis van de brandstof.
OPMERKING indien de batterij niet in de auto geïnstalleerd is, zich
rechtstreeks verbinden met de negatieve klem van de batterij
(symbool -).
- De batterijlader voeden door de voedingskabel in het netcontact te
steken en hierbij de hoofdschakelaar op ON zetten.
- De spanning van de batterij controleren en verifiëren of de instellingen
uitgevoerd op het paneel van de batterijlader compatibel zijn met
de karakteristieken van de te laden batterij. Deze nazichten moeten
uitgevoerd worden met de overeenstemmende toets in de modaliteit
Summary of Contents for DIGISTART 340 TE-829327
Page 61: ...61 Fig B Fig C...