4. Gebruik van de endoscoop
Optimaliseer de positie van de patiënt en overweeg de toepassing van relevante anesthetica
om het ongemak voor de patiënt tot een minimum te beperken.
De cijfers in de grijze cirkels hieronder verwijzen naar de illustraties op pagina 2.
4.1. Controle van de endoscoop vóór het gebruik
1. Controleer of de verzegeling van de zak intact is voordat u deze opent. 1a
2. Zorg ervoor dat de beschermende elementen van het inbrengsnoer worden verwijderd.
1b
3. Controleer of er geen tekenen van vervuiling of productschade zijn, zoals ruwe
oppervlakken, scherpe randen of uitstekende delen die de patiënt kunnen verwonden.
1c
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de compatibele monitor voor de voorbereiding en
inspectie van de monitor. 2
4.2. Inspectie van het beeld
1. Sluit de endoscoop aan op de bijbehorende aansluiting op de compatibele monitor.
Ga na of de kleuren identiek zijn en zorg dat u de pijlen zorgvuldig uitlijnt.
3
2. Controleer of er rechtstreeks beeld op het scherm wordt weergegeven door het distale
uiteinde van de endoscoop naar een object te richten, bijvoorbeeld uw handpalm.
4
3. Pas de beeldinstellingen van de compatibele monitor zo nodig aan
(zie de gebruiksaanwijzing van de monitor).
4. Als het object niet duidelijk zichtbaar is, reinigt u de tip.
4.3. Voorbereiding van de endoscoop
Beweeg de buighendel voorzichtig vooruit en achteruit om het buigstuk zo ver mogelijk
te laten buigen. Schuif de buighendel vervolgens langzaam terug naar de neutrale stand.
Controleer of het buigstuk soepel en correct werkt en terugkeert naar een neutrale stand.
5
4.4. De endoscoop gebruiken
De endoscoop vasthouden en de tip bewegen 6
Het handvat van de endoscoop kan zowel links- als rechtshandig worden vastgehouden. De
hand waarmee u de endoscoop niet vasthoudt, kan worden gebruikt om het inbrengsnoer in
de neus of mond van de patiënt in te brengen. Gebruik de duim om de bedieningshendel te
verplaatsen. De hendel wordt gebruikt om de tip van de endoscoop in het verticale vlak te
buigen en uit te schuiven. Als u de hendel omlaag beweegt, buigt de tip naar voren (buigen).
Als u deze omhoog beweegt, buigt de tip naar achteren (uitschuiven). Het inbrengsnoer moet
altijd zo recht mogelijk worden gehouden zodat de buighoek van de tip optimaal is.
De endoscoop terugtrekken 8
Verzeker u ervan dat de hendel in de neutrale stand staat wanneer u de endoscoop terughaalt.
Trek de endoscoop langzaam terug terwijl u naar het livebeeld op de monitor kijkt.
4.5. Na gebruik
Visuele controle 9
Onderzoek de endoscoop op tekenen van beschadiging van het buigstuk, de lens of het
inbrengsnoer. Als op grond van het onderzoek corrigerende maatregelen nodig zijn, voert u
deze uit in overeenstemming met de plaatselijke ziekenhuisprocedures.
Laatste stappen 10
Koppel de endoscoop los van de Ambu-monitor en voer de endoscoop af conform de
plaatselijke richtlijnen voor de afvalinzameling van verontreinigde medische hulpmiddelen
met elektronische onderdelen.
5. Technische productspecificaties
5.1. Toegepaste normen
De werking van de endoscoop voldoet aan:
– IEC 60601-1: Medische elektrische toestellen – Deel 1: Algemene eisen voor basisveiligheid
en essentiële prestaties.
– IEC 60601-1-2: Medische elektrische toestellen – Deel 1-2: Algemene eisen voor de veiligheid en
essentiële prestatie – Secundaire norm: Elektromagnetische compatibiliteit – Eisen en beproevingen.
– IEC 60601-2-18: Medische elektrische toestellen – Deel 2-18: Bijzondere eisen voor de
veiligheid en essentiële prestatie van endoscopische instrumenten.
– ISO 8600-1: Optiek en optische instrumenten – Medische endoscopen en
endotherapeutische instrumenten – Deel 1: Algemene eisen.
– ISO 10993-1: Biologische evaluatie van medische hulpmiddelen – Deel 1: Evaluatie en
beproeving binnen een risicomanagementproces.
5.2. Specificaties endoscoop
In te brengen deel
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
Buigstuk
1
[°]
130 ,130
Diameter inbrengsnoer [mm, (”)]
3,0 (0,12)
Diameter distaal uiteinde [mm, (”)]
3,5 (0,14)
Maximale diameter van ingebracht deel [mm, (”)]
3,5 (0,14)
Minimale maat tracheotomiecanule (binnendiam.) [mm]
6,0
Werklengte [mm, (”)]
300 (11,8)
Opslag en vervoer
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
Temperatuur tijdens vervoer [°C, (°F)]
10 ~ 40 (50 ~ 104)
Aanbevolen opslagtemperatuur
3
[°C, (°F)]
10 ~ 25 (50 ~ 77)
Relatieve vochtigheid [%]
30 ~ 85
Atmosferische druk [kPa]
80 ~ 109
Optisch systeem
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
Gezichtsveld [°]
85
Velddiepte [mm]
6 - 50
Verlichtingsmethode
LED
Sterilisatie
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
Wijze van sterilisatie
ETO
Bedrijfsomgeving
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
Temperatuur [°C, (°F)]
10 ~ 40 (50 ~ 104)
Relatieve vochtigheid [%]
30 ~ 85
Atmosferische druk [kPa]
80 ~ 109
Hoogte [m]
≤ 2000
NL
121
120