On-X Ascending Aortic Prosthesis, Инструкция по эксплуатации

Страница: 88 / 447

On-X
®
Ascending Aortic Prosthesis IFU 11
Nederlands
12. Verwijder de tag met het serienummer door de hechting waarmee het aan de klep
bevestigd is, door te knippen. Indien gewenst kan de tag gebruikt worden om de
steriliteit te controleren door middel van standaard kweektechnieken, onmiddellijk
na verwijdering van de tag. De prothese is nu gereed voor implantatie.
9.4 Implantatie van het hulpmiddel
WAARSCHUWING:
Alle accessoires ofwel instrumenten moeten voor gebruik
gereinigd en gesteriliseerd worden volgens de Gebruiksaanwijzing voor On-X
Instrumentatie die afzonderlijk bij de instrumenten geleverd is.
Maatbepaling
LET OP:
Gebruik alleen maatbepalers voor de On-X klep bij het meten van de annulus.
Maatbepalers bevatten cilindrische, conische en aortareplica-uiteinden.
Cilindervormige maatbepalers komen overeen met de klepmaten 19 mm t/m 25 mm.
Conische maatbepalers komen overeen met de klepmaat 27/29 mm. De juiste klep
-
maat wordt bepaald door het vinden van een comfortabele, niet strakke, aansluiting
van de maatbepaler binnen de annulus. Als een comfortabele passing is gevonden,
wordt de bijbehorende klepmaat aangegeven door de identificatie op de maatbe-
paler.
Aortareplica-maatbepalers worden geleverd voor alle aortaklepmaten. Voor aortaklep-
pen van maat 19 mm t/m 25 mm worden de aortareplica-maatbepalers gebruikt om
te verifiëren dat de aortaklep goed kan worden aangebracht in de annulus en dat de
kransslagaders onbelemmerd blijven. Aortakleppen maat 19 mm t/m 25 mm zijn zo
ontworpen dat zij binnen de annulus passen bij implantatie zodat de blootgelegde
koolstofuitwaaiering in de annulus rust en de hechtmanchet zich intrasupra-annulair
bevindt.
WAARSCHUWING:
Bepaal de maat van de hechtmanchet van een aortaklep met de
maat 19 mm t/m 25 mm niet zodat deze past binnen de annulus. Aortakleppen maat
27/29 mm zijn bedoeld voor plaatsing in een intra-annulaire positie en gaan vergezeld
van een replica-maatbepaler om deze plaatsing na te bootsen.
9.5 Klephechttechnieken
Er zijn verschillende technieken voor het hechten van de klep mogelijk, afhankelijk
van de voorkeur van de implanterende chirurg en de conditie van de patiënt. De aor-
taklep is zodanig ontworpen dat de weefselannulus rondom de uitwaaiering van de
opening komt te liggen. In het algemeen zijn chirurgen het erover eens dat een niet
buitenwaarts gedraaide onderbroken matrashechttechniek, met of zonder tampons,
de beste manier is om de klepannulus aan te laten sluiten op het buitenoppervlak van
de uitwaaiering.
Hechtdraden moeten door het middenpunt van de hechtmanchet gehaald wor-
den. Daardoor blijft de hechtmanchet flexibel en sluit hij goed aan de annulus aan.
Bovendien wordt hierdoor voorkomen dat de hechtnaald in contact komt met de
titanium ringen die in de hechtmanchet liggen. De oriëntatiemarkeringen op de hecht-
manchet kunnen als hulpmiddel gebruikt worden bij het plaatsen van de hechtingen.
Als alle hechtingen aangebracht zijn, wordt de prothese in de annulus gebracht en
worden de hechtingen vastgemaakt. Het wordt aangeraden de eerste 3 knopen op
gelijke afstand van elkaar te maken en halverwege tussen de commissuren om de klep
in de annulus te stabiliseren. De houderhandgreep wordt van de klep verwijderd door
de plunjer in de houderhandgreep voorzichtig in te drukken zoals wordt getoond in
Figuur 8 en vervolgens de houderhandgreep voorzichtig uit de klep/prothese te tillen.
WAARSCHUWING:
Probeer de houderhandgreep niet opnieuw in de klep aan te
brengen nadat deze is verwijderd. Dat zou de klep kunnen beschadigen en catastro-
fale uitval van de klep of letsel bij de patiënt kunnen veroorzaken.