- 47 -
LASMACHINE MET CONTINUE DRAADVOEDING MET BOOG MIG-MAG EN
VOORZIENE FLUX TIG, MMA VOOR PROFESSIONEEL EN INDUSTRIEEL
GEBRUIK.
Opmerking: In de volgende tekst zal de term “lasmachine” gebruikt worden .
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET BOOGLASSEN
De operator moet voldoende ingelicht zijn voor wat betreft een veilig gebruik
van de lasmachine en over de risico’s in verband met de procedures van het
booglassen, de desbetreffende beschermingsmaatregelen en procedures bij
noodgevallen.
(Ook beroep doen op de ”TECHNISCHE SPECIFICATIE IEC of CLC/TS 62081”:
INSTALLATIE EN GEBRUIK VAN APPARATUUR VOOR HET BOOGLASSEN).
- Rechtstreeks contact met de lascircuits vermijden; de nullastspanning
geleverd door de lasmachine kan in bepaalde gevallen gevaarlijk zijn.
- De verbinding van de laskabels, de operaties van nazicht en reparatie moeten
uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die losgekoppeld is
van het voedingsnet.
- De lasmachine uitschakelen en loskoppelen van het voedingsnet voordat men
de versleten elementen van de toorts vervangt.
- De
elektrische
installatie
uitvoeren
volgens
de
voorziene
ongevallenpreventienormen en -wetten.
- De lasmachine mag uitsluitend verbonden worden met een voedingsnet met
een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
- Verifiëren of het voedingscontact correct verbonden is met de beschermende
aarde.
- De lasmachine niet gebruiken in vochtige of natte ruimten of in de regen.
- Geen kabels met een versleten isolering of met loszittende verbindingen
gebruiken.
- In aanwezigheid van een koelunit met vloeistof moeten de operaties van
het vullen uitgevoerd worden met een uitgeschakelde lasmachine die
losgekoppeld is van het voedingsnet.
- Niet lassen op containers, bakken of leidingen die vloeibare of gasachtige
ontvlambare producten bevatten of bevat hebben.
- Vermijden te werken op materialen die schoongemaakt zijn met
chloorhoudende oplosmiddelen of in de nabijheid van dergelijke producten.
- Niet lassen op bakken onder druk.
- Alle ontvlambare producten uit de werkzone verwijderen (vb. hout, papier,
vodden, enz.).
- Zorgen voor een adequate ventilatie of voor geschikte middelen voor de
afvoer van de lasrook in de nabijheid van de boog; er is een systematische
benadering nodig voor de evaluatie van de limieten van blootstelling aan de
lasrook in functie van hun samenstelling, concentratie en tijdsduur van de
blootstelling zelf.
- De gasfles (indien gebruikt) beschermen tegen warmtebronnen, inbegrepen
zonnestralen).
- Een adequate elektrische isolering gebruiken tegen de elektrode, het stuk in
bewerking en eventuele op de grond geplaatste metalen elementen die in de
nabijheid staan (die toegankelijk zijn).
Dit kan normaal bekomen worden door het dragen van handschoenen,
veiligheidsschoeisel, hoofddeksels en voor dit doel voorziene kledij en
NEDERLANDS
INHOUD
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET BOOGLASSEN ......................................47
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING .....................................................48
2.2 LASBAARHEID VAN METALEN .....................................................................48
2.3 SERIE ACCESSOIRES ...................................................................................48
2.4 ACCESSOIRES OP AANVRAAG ...................................................................48
3.TECHNISCHE GEGEVENS ...................................................................................48
3.1 KENTEKENPLAAT ..........................................................................................48
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS ............................................................48
4. BESCHRIJVING VAN DE LASMACHINE ............................................................48
4.1 INRICHTINGEN VAN CONTROLE, REGELING EN VERBINDING ...............48
4.1.1 Lasmachine ............................................................................................48
4.1.2 Draadvoeder...........................................................................................49
4.2 CONTROLEPANEEL VAN DE LASMACHINE ................................................49
4.2.1 CONTROLEPANEEL VAN DE DRAADVOEDER ...................................49
4.3 OPROEP EN OPSLAAN VAN DE PROGRAMMA’S .......................................50
4.3.1 OPROEP DOOR DE FABRIKANT
VOOROPGESLAGEN PROGRAMMA’S ...............................................50
4.3.1.1 Programma’s SYNERGETISCHE MIG-MAG ...........................50
4.3.1.2 WERKING IN MODALITEIT MANUEEL (“PRG 0”) ...................50
4.3.2 OPSLAAN EN OPROEPEN VAN GEPERSONALISEERDE
PROGRAMMA’S IN MIG-MAG .............................................................50
4.3.2.1 Inleiding .....................................................................................50
4.3.2.2 Capaciteiten van opslaan van gepersonaliseerde
programma’s in MIG-MAG .........................................................50
4.3.2.3 Procedure van opslaan (SAVE) .................................................50
4.3.2.4 Procedure van oproep van een gepersonaliseerd
programma (RECALL) ...............................................................50
5. INSTALLATIE ........................................................................................................51
5.1 INRICHTING ...................................................................................................51
5.2 MODALITEIT VAN OPTILLEN VAN DE LASMACHINE ..................................51
5.3 PLAATSING VAN DE LASMACHINE ..............................................................51
5.4 AANSLUITING OP HET NET ..........................................................................51
5.4.1 Waarschuwingen ...................................................................................51
5.4.2 Stekker en contact ................................................................................51
5.5 VERBINDINGEN VAN HET LASCIRCUIT .....................................................51
5.5.1 DRAADLASSEN MIG-MAG ...................................................................51
5.5.1.1 Verbinding met de gasfles ..................................................................51
5.5.1.2 Verbinding van de Toorts ....................................................................51
5.5.1.3 Verbinding retourkabel van de lasstroom ..........................................51
5.5.2 TIG-LASSEN ........................................................................................51
5.5.2.1 Verbinding met de gasfles ........................................................51
5.5.2.2 Verbinding retourkabel van de lasstroom .................................51
5.5.2.3 Verbinding van de toorts ............................................................51
5.5.3 LASSEN MET BEKLEDE ELEKTRODE MMA ......................................51
5.5.3.1 Verbinding van de tang elektrodenhouder .................................51
5.5.3.2 Verbinding retourkabel van de lasstroom .................................51
5.5.4 AANBEVELINGEN................................................................................51
5.6 LADING DRAAD SPOEL ................................................................................51
5.7 VERVANGING VAN HET OMHULSEL DRAADGELEIDER
IN DE TOORTS ...............................................................................................52
5.7.1 Spiraalvormig omhulsel voor stalen draden...........................................52
5.7.2 Omhulsel in synthetisch materiaal voor aluminium draden ...................52
6. LASOPERATIE: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE .................................52
6.1 MIG-MAG-LASSEN .........................................................................................52
6.1.1 MODALITEIT VAN TRANSFER SHORT ARC (KORTE BOOG) ..........52
6.1.2 MODALITEIT VAN TRANSFER SPRAY ARC (SPRAY BOOG) ...........52
6.1.3 MODALITEIT VAN TRANSFER PULSE ARC
(GEPULSEERDE BOOG) .....................................................................52
6.1.4 REGELING VAN DE PARAMETERS IN MIG-MAG-LASSEN ..............52
6.1.4.1 Beschermend gas ...............................................................................52
6.1.4.2 Lasstroom ..........................................................................................52
6.1.4.3 Boogspanning en Vernauwing van de boog (pinch-off) ......................52
6.1.5 WERKING BI-LEVEL EN PULSE ON PULSE .......................................52
6.2 TIG-LASSEN (DC) ....................................................................................53
6.2.1 Ontsteking LIFT .....................................................................................53
6.3 LASSEN MET BEKLEDE ELEKTRODE MMA .........................................53
6.4 KWALITEIT VAN HET LASSEN ...............................................................53
7. ONDERHOUD ............................................................................................53
7.1 GEWOON ONDERHOUD ........................................................................53
7.1.1 Toorts .....................................................................................................53
7.1.2 Draadvoeder .........................................................................................53
7.2 BUITENGEWOON ONDERHOUD ..................................................................53
8. DEFECTEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN ...................................................53
pag.
pag.
middels het gebruik van voetplanken of isolerende tapijten.
- De ogen altijd beschermen met de speciaal daartoe bestemde niet-actinistiche
glazen gemonteerd op maskers of helmen.
De speciale beschermende vuurwerende kledingstukken dragen en
hierbij vermijden de huid bloot te stellen aan de ultraviolet en infrarood
stralen geproduceerd door de boog; de bescherming moet ook uitgebreid
worden naar de andere personen in de nabijheid van de boog middels niet
reflecterende schermen of gordijnen.
- Lawaai: Indien omwille van bijzonder intensieve lasoperaties een persoonlijk
dagelijks niveau van blootstelling (LEPd) wordt vastgesteld dat gelijk is aan
of groter is dan 85db (A), is het gebruik verplicht van adequate individuele
beschermingsmiddelen.
- De doorgang van de lasstroom veroorzaakt het ontstaan van
elektromagnetische velden (EMF) geplaatst in de omgeving van het lascircuit.
De elektromagnetische velden kunnen interfereren met sommige medische
toestellen (vb. Pace-maker, beademingstoestellen, metalen prothesen enz.).
Er moeten adequate beschermende maatregelen getroffen worden voor
de dragers van deze toestellen. Zo moet bijvoorbeeld de toegang naar de
gebruikszone van de lasmachine verboden worden.
Deze lasmachine beantwoordt aan de technische standaards van het product
voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen voor professionele
doeleinden. De overeenstemming met de basislimieten m.b.t. de menselijke
blootstelling aan elektromagnetische velden in huiselijk milieu is niet
gegarandeerd.
De operator moet de volgende procedures gebruiken teneinde de blootstelling
aan de elektromagnetische velden te verminderen:
- De twee laskabels zo dicht mogelijk samen bevestigen.
- Het hoofd en de romp van het lichaam zo ver mogelijk van het lascircuit
houden.
- De laskabels nooit rond het lichaam draaien.
- Niet lassen met het lichaam midden in het lascircuit. Beide kabels langs
hetzelfde gedeelte van het lichaam houden.
- De retourkabel van de lasstroom verbinden met het te lassen stuk zo dicht
mogelijk bij het lassen in uitvoering.
- Niet lassen in de nabijheid van, zittend of steunend op de lasmachine
(minimum afstand: 50cm).
- Geen ferromagnetische voorwerpen in de nabijheid van het lascircuit laten.
- Minimum afstand d= 20cm (FIG. N).
- Apparatuur van klasse A:
Deze lasmachine beantwoordt aan de vereisten van de technische standaard
van het product voor het uitsluitend gebruik op industriële plaatsen en voor
professionele doeleinden. De overeenstemming met de elektromagnetische
compatibiliteit is niet gegarandeerd in de gebouwen voor huiselijk gebruik en
in gebouwen die rechtstreeks verbonden zijn met een voedingsnet aan lage
spanning dat de gebouwen voor huiselijk gebruik voedt.
SUPPLEMENTAIRE VOORZORGSMAATREGELEN
- DE OPERATIES VAN HET LASSEN:
- In een ruimte met een verhoogd risico van elektroshock
- In aangrenzende ruimten
Summary of Contents for INVERPULSE 425
Page 174: ...174...
Page 175: ...175 1 a a b b 2 a b c 3 4 200mm 300mm FIG I 1 6 1 6 1 2 1 2...
Page 176: ...176...
Page 177: ...177...
Page 178: ...178 FIG P FIG O B A...