139
10. Rijmodus
a) Algemeen
Denk eraan dat de bediening van afstandsbediende modelvoertuigen geleidelijk aan geleerd moet worden.
Begin met eenvoudige oefeningen (bv. bochtjes rijden). Gebruik gewone plastic bekertjes als pylonen om
een bepaalde route af te bakenen.
Maak u vertrouwd met het bochtgedrag van het voertuig. Oefen het sturen terwijl het voertuig naar u toe rijdt!
Het rijden van modellen met verbrandingsmotor is anders dan bij elektrische modellen! Bij een elektrisch
model biedt de rijregelaar niet alleen de mogelijkheid om vooruit en achteruit te rijden, maar ook om pro-
bleemloos aan willekeurige (lagere) snelheid met het voertuig te rijden. Bij een model met verbrandingsmo-
tor daarentegen is er geen achteruitrijdfunctie (uitsluitend bij zeer speciale voertuigen met overeenkomstige
transmissie mogelijk). Ook het langzaam rijden is slechts beperkt mogelijk, aangezien de koppeling hierdoor
sterkt wordt belast.
Let op!
Het is zeer belangrijk dat het lucht-brandstofmengsel niet te arm wordt (te laag brandstofaandeel).
Denk eraan dat de smering van een tweetaktmotor door de olie in de brandstof gebeurt. Een te arme instel-
ling (te weinig brandstof) leidt tot oververhitting van de motor en als gevolg een blokkering van de kof (kolf
in de cilinder zit vast) omwille van een ontoereikende smering.
Tijdens het gebruik moet er steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen (verbrande olie). Als dit
niet het geval is, onderbreekt u het rijden en verrijkt u het mengsel (met behulp van de mengselregelschroef/
hoofdsproeinaald).
Let er verder op dat de koelribben van de cilinderkop voldoende door lucht omstroomd worden, om overver-
hitting te voorkomen. Maak eventueel een uitsnijding in de carrosserie.
Een mengselverrijking is mogelijk door het afstellen van de hoofdsproeiernaald. Een te rijke instelling moet echter
ook worden vermeden.
De optimale bedrijfstemperatuur van de motor bedraagt ca. 100 - 120 °C. Controleer de temperatuur met een druppel
water op de koelribben van de cilinderkop. Als het water onmiddellijk verdampt, is de motor te warm. Bij een optimale
bedrijfstemperatuur zal het water na 3 - 4 seconden verdampen.
Zorg er voor elke rit voor dat de zender- en ontvangeraccu´s volledig opgeladen zijn.
Controleer het bereik van de zender en de werking van de gehele afstandsbediening (stuurservo, gas-/remservo).
Laat het modelvoertuig indien mogelijk steeds met een hoog toerental rijden (na het inlopen!). Als u langzaam wilt
rijden, vermijd dan kort en heftig gas geven. Vermijd veelvuldig langzaam rijden met een slippende koppeling.
Rijd steeds met geplaatste carrosserie. Daardoor beschermt u zichzelf tegen verbranding door ongewild contact met
de motor en de geluiddemper.
Summary of Contents for 1456608
Page 154: ...154 ...
Page 155: ...155 ...