20
aan op de centrale massa.
Bij een directe aansluiting op
de accu, moeten de plus- en
de minleiding worden bevei-
ligd. Voer de aansluitingen
volledig geïsoleerd in Faston
uit (autovlakstekersysteem
6,3 mm).
Op de toevoerleidingen mo-
gen geen andere stroomafne-
mende toestelen worden aan-
gesloten!
Bij gebruik van omvormers
moet u ermee rekening hou-
den dat het apparaat alleen
met veilige laagspanning en
conform de richtlijn EN 60742
mag worden gebruikt!
Opmerking:
voor de aanslui-
ting van meerdere 12 V-appa-
raten raden wij de elektro-
nisch geregelde Truma-om-
vormer NT (art.nr. 39900-01)
aan. De Truma-omvormer
(continu 6 A) is ook geschikt
voor het laden van loodaccu's
(niet voor pastaaccu's). Ande-
re acculaders mogen alleen
met een autoaccu van 12 V
als buffer worden gebruikt.
Bij berekening van het beno-
digde vermogen moet worden
gelet op de inschakelstromen:
de piekstromen van omvor-
mers kunnen variëren. Wissel-
spanningsaandeel U
Br
≤ 1 V
belast is nog mogelijk.
Tip:
om de accu te sparen,
wordt het gebruik van zonne-
collectoren aanbevolen. Voor
meer informatie hierover kunt
u terecht bij de vakhandel.
Elektrische aansluiting
van de veiligheids-/
aftapkraan
Figuur G:
sluit de kraan met
de rode continu-stroomkabel
(+) op het beveiligde boord-
net (1 A) aan. Sluit de twee-
polige kabel met de dubbele
stekker (54) op het bediening-
spaneel aan. De bruine kabel
(55) is bedoeld voor de af-
standsbediening van de vei-
ligheids-/aftapkraan (zie de
Gebruiksaanwijzing - Acces-
soires).
12
Elektrische
aansluiting 230 V
(speciale versie)
Let op:
de elektrische aan-
sluiting mag alleen door een
vakbekwaam monteur (in
Duitsland conform VDE 0100,
Deel 721) worden uitgevoerd.
De hier gegeven instructies
zijn niet bedoeld om de leek
aan te zetten de aansluiting
zelf te doen, maar dienen als
extra informatie voor de vak-
man die de aansluiting moet
uitvoeren!
De verbinding naar het net
geschiedt door middel van
een kabel 3 x 1,5 mm
2
(bijv.
slang-leiding H05VV-F) aan
een verdeeldoos (niet tot de
levering behorend).
Houd bij het aansluiten reke-
ning met de kleuren!
Voor onderhouds- en repara-
tiewerkzaamheden moet bij
de inbouw een scheidings-
voorziening met een contact-
afstand van minstens 3 mm
voor een volledig polige
scheiding ten opzichte van
het net aanwezig zijn.
Breng de contactdoos in de
buurt van het apparaat - op
de bodem van het voertuig of
op de wand - aan (kabelleng-
te 90 cm).
Monteer het bedienings-
paneel zo dat het niet aan di-
recte warmtestraling wordt
blootgesteld (kabellengte
2,5 m). Boor een gat Ø 8 mm
voor de kabeldoorvoering,
steek de kabels hierdoor en
zet het bedieningspaneel met
de beide schroeven vast. Sluit
de kabel van het bedienings-
paneel, de 230 V-kabel en de
isolatiekouskabel volgens de
illustratie aan.
1 = Kabel bedieningspaneel
2 = Netsnoer 3 x 1,5 mm
2
3 = Isolatiekouskabel
4 = bruin
5 = groen
6 = blauw
7 = geel
8 = wit
9 = geel/groen
Let op:
Alle kabels moeten
met klemmen worden bevei-
ligd.
13
Controle van de
werking
Na inbouw moet de dichtheid
van de gastoevoer met de
drukverlagings-methode wor-
den gecontroleerd. Vervol-
gens moeten alle functies van
het toestel conform de ge-
bruiksaanwijzing worden ge-
controleerd, in het bijzonder
het aftappen van de waterin-
houd.
U kunt in geval van vorst-
schade geen aanspraak
maken op de garantie!
14
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde
gele sticker met waarschu-
wingen voor de gebruiker
moet door de inbouwer of de
eigenaar van het voertuig op
een voor elke gebruiker dui-
delijk zichtbare plaats in het
voertuig worden aangebracht
(bijv. op de deur van de kleu-
renkast). Als u deze sticker
niet hebt, moet u die bij Tru-
ma aanvragen.