NL - NEDERLANDS
51
POMPLIJN:
de pomplus moet aangesloten worden tussen de uitlaataansluiting van
het veneus reservoir (ref. 13) en de veneuze inlaatconnector van de oxygenator (ref. 1)
door altijd rekening te houden met de draairichting van de hoofdpomp.
AFTAPLIJN VENEUS RESERVOIR:
verwijder de beschermdop en sluit de mannelijke
lueraansluiting van de aftaplijn van het inklapbaar veneus reservoir (ref. 15) aan op de
vrouwelijke luerconnector gesitueerd op een van de aanzuiglijnen (deze aansluiting
moet gebeuren aan de “negatieve druk”-zijde van de lijn).
Versie [C], OXYGENATIEMODULE (fig. 3)
ARTERIËLE LIJN:
verwijder de rode dop van de arteriële uitlaataansluiting van de
oxygenator (ref. 2) om een 3/16”-lijn aan te sluiten.
POMPLIJN:
de pomplus moet tussen de uitlaataansluiting van het veneus reservoir en
de veneuze inlaataansluiting van de oxygenator (ref. 1) worden aangesloten, door altijd
rekening te houden met de draairichting van de hoofdpomp.
OXYGENATIEMODULE AFTAP-/RECIRCULATIELIJN:
verwijder de beschermdop
en sluit de mannelijke leurconnector (ref. 7) aan op een vrouwelijke luerinlaatconnector
met filter op de cardiotomiesectie van het veneus reservoir.
VENEUZE AFNAMELIJN:
verwijder de beschermdop en sluit de mannelijke
lueraansluiting van de veneuze afnamelijn aan op de luer van de veneuze
afnameplaats op het reservoir, gebruikt in combinatie.
6) AFNAMESYSTEEM
D100 KIDS wordt geleverd met een vooraangesloten afnamesysteem. Het
afnamesysteem moet bevestigd worden op zijn houder (D 712). De afnamelijnen
zorgen ervoor dat het afnameverdeelstuk gepositioneerd kan worden binnen een
bereik van ongeveer 1 meter.
De lueraansluiting van de arteriële afnameplaats is niet van een eenrichtingsklep
voorzien. Controleer of er een eenrichtingsklep op de afnamelijn aanwezig is om
te voorkomen dat per ongeluk lucht in de arteriële lijn binnendringt.
7) DE TEMPERATUURVOELERS AANSLUITEN
Gebruik SORIN GROUP temperatuurvoelers of gelijkwaardig.
De aansluiting voor de arteriële temperatuurvoeler (fig. 1, ref. 5) bevindt zich naast de
arteriële uitlaat.
Versie [A], OPEN SYSTEEM:
de voeler van de veneuze afnameplaats (fig. 1, ref. 14) bevindt zich op de veneuze
inlaataansluiting van het reservoir.
8) DE KRAAN VAN DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Sluit de klem op de recirculatie-aftaplijn (fig. 1, ref. 7) tussen de oxygenatiemodule en
het veneus reservoir, vooraleer te vullen.
9) AANSLUITING VAN DE GASLIJN
Haal het groene kapje van de gasinlaataansluiting die met “GAS INLET” aangeduid is
(fig.
1, ref. 3) en sluit de 1/4”-gaslijn aan. Het gas moet toegevoerd worden door een
speciale lucht-/zuurstofmenger zoals de Sechrist(verkrijgbaar bij SORIN GROUP) of
een systeem dat soortgelijke technische eigenschappen heeft. Een capnograaf kan
aangesloten worden op de “GAS ESCAPE”-aansluiting (fig. 1-2-3, ref. 4).
10) DAMPFFÖRMIGE ANÄSTHETIKA
Der Oxygenator ist für den Gebrauch mit den volatilen Anästhetika Isofluran und
Sevofluran mittels eines geeigneten Narkosegasverdampers geeignet.
Wenn diese dampfförmigen Anästhetika verwendet werden, müssen einige Methoden
zum Spülen des Gases aus dem Oxygenator beachtet werden.
Das Protokoll, die Konzentration und die Überwachung des dem Patienten zugeführten
Anästhesiegases unterliegen der alleinigen Verantwortung des behandelnden Arztes.
Die einzigen für diesen Gebrauch geeigneten volatilen Anästhetika sind
Isofluran und Sevofluran.
Die zum Spülen des dampfförmigen Anästhesiegases verwendeten Methoden
dürfen in keinem Fall das Druckniveau in den Oxygenatorfasern erhöhen oder
senken.
- Het “GAS ESCAPE”-systeem is vervaardigd met het doel om elk mogelijk
verstoppingsrisico van de gasuitlaat te vermijden; indien de gasuitlaat
namelijk verstopt zou raken zou er onmiddellijk lucht in het
bloedcompartiment terechtkomen.
- Om geen enkele reden mag de externe toegangsopening van de
ontluchtingsklep afgedicht worden (fig. 1-2-3, ref. 4).
- SORIN GROUP ITALIA adviseert het gebruik van een luchtbelopvangsysteem
of een filter op de arteriële lijn om het risico een embolie bij de patiënt te
veroorzaken te vermijden.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
Gebruik geen vuloplossingen op alcoholbasis: hierdoor kan de goede werking
van de oxygenatiemodule aangetast worden.
1) DE GASFLOW UITGESCHAKELD HOUDEN
2) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN VAN DE OXYGENATOR
GESLOTEN HOUDEN
Controleer of de klem op de recirculatie-/aftaplijn van de oxygenator gesloten is.
3) HET VOLUME VAN HET VENEUS RESERVOIR BEPALEN
(fig.2)
Versie [B], alleen
Bepaal het gewenst volume met behulp van de inklapbare reservoirknijper (ref. 16).
4) ISOLEER HET VENEUS RESERVOIR VAN DE
OXYGENATIEMODULE
Sluit de cardiotomie-uitgangslijn (
Versie [B]
alleen), de veneuze retourlijn, de
uitgangslijn van het veneus reservoir en de arteriële uitgangslijn van de oxygenator af.
5) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga in het bijzonder de
aanwezigheid van waterlekken na
6) HET VENEUS RESERVOIR/ CARDIOTOMIE VULLEN
Versie [A] en [C] indien in OPEN SYSTEEM-configuratie
Borg alle aanzuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten met
veiligheidsbandjes. Vul het cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof om er zeker
van te zijn dat de bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij u
rekening moet
houden met het volgende:
-
het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 31 ml;
-
de slang van 3/16” heeft een volumecapaciteit van 19 ml/m;
-
de slang van 1/4” heeft een volumecapaciteit van 32 ml/m.
Versie [B] en [C] indien in GESLOTEN SYSTEEM-configuratie
Borg alle aanzuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten met
veiligheidsbandjes Vul het cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof om er zeker
van te zijn dat de bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij u
rekening moet
houden met het volgende:
-
het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 31 ml;
-
de inhoud van het ingebouwd inklapbaar veneus reservoir varieert van minimum 25
tot maximum 90 ml;
-
de slang van 3/16” heeft een volumecapaciteit van 19 ml/m;
-
de slang van 1/4” heeft een volumecapaciteit van 32 ml/m.
7) VULPROCEDURE OXYGENATOR EN CIRCUIT
De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de 100 kPa (1
bar / 14
psi) niet overschrijden.
VERSIE [B] en [C] indien in GESLOTEN SYSTEEM-configuratie
Haal de klem van de cardiotomie-uitgangslijn.
De vuloplossing stroomt naar het inklapbaar veneus reservoir. De lucht in het
inklapbaar veneus reservoir wordt automatisch afgevoerd uit de aftaplijn die geplaatst
wordt boven op het reservoir, door inschakeling van de aanzuigpomp.
De druk in het bloedcompartiment van het inklapbaar veneus reservoir mag de
13 kPa (0,13 bar / 1,9 psi) niet overschrijden.
Alle versies
Haal de klem van de uitlaat van het veneus reservoir.
Schakel de arteriële pomp in om de oxygenatiemodule te vullen. De maximale flow
mag de 100 ml/min niet overschrijden.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Open, zodra de oxygenator half gevuld is, de klem op de recirculatie-/aftaplijn en vul de
oxygenatiemodule verder. In deze conditie recirculeert het bloed van de module naar
het veneus reservoir.
9) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn
af en verhoog de flow tot 700
ml/min.
10) DE LUCHT UIT OXYGENATOR EN CIRCUIT LATEN
ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op de oxygenator en het complete circuit geklopt worden om
ervoor te zorgen dat de microluchtbellen uit het gehele extracorporele circuit verwijderd
worden.
De maximale bloedflow moet minstens 5 minuten in stand worden gehouden om
te garanderen dat alle lucht verwijderd zal worden.
11) HET MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
De A/V-monsternemingkraan wordt automatisch gevuld wanneer de arteriële, veneuze
en centrale kraanknoppen gericht zijn naar de toegangsconnectoren van het
verloopstuk, zodat de vulvloeistof van de arteriële uitgang naar het veneus reservoir
kan stromen.
12) DE ARTERIELE FLOW VERMINDEREN
Summary of Contents for KIDS D100
Page 2: ...2 Fig 1 Fig 3 Fig 2 ...