- 30 -
moet een geschikte beschermende kledij dragen.
Het juist gelaste stuk laten afkoelen voordat men het aanraakt!
- RISICO VAN KANTELEN EN VALLEN
- De puntlasmachine op een horizontaal oppervlak plaatsen met een geschikt
vermogen voor de massa; de puntlasmachine aan het steunvlak bevestigen
(indien voorzien in het deel “INSTALLATIE” van deze handleiding). Zoniet,
bij hellende of loszittende vloeren, beweeglijke steunvlakken, bestaat het
gevaar voor kantelen.
- Het is verboden de puntlasmachine op te tillen, tenzij dit uitdrukkelijk
voorzien is in het deel “INSTALLATIE” van deze handleiding.
- Ingeval men verrijdbare machines gebruikt: de puntlasmachine loskoppelen
van het elektrisch en pneumatisch (indien aanwezig) net, voordat men de
unit verplaatst naar een andere werkplaats. Letten op de hindernissen en
de onregelmatigheden van het terrein (vb. Kabels en buizen).
- ONJUIST GEBRUIK
Het gebruik van de puntlasmachine is gevaarlijk voor alle bewerkingen die
verschillen van diegene die voorzien zijn (zie VOORZIEN GEBRUIK).
BESCHERMINGEN EN AFSCHERMINGEN
De beschermingen en de beweeglijke gedeelten van het omhulsel van de
puntlasmachine moeten op hun plaats zijn, voordat de puntlasmachine wordt
aangesloten op het voedingsnet.
LET OP! Gelijk welke handmatige ingreep op toegankelijke beweeglijke
gedeelten van de puntlasmachine, bijvoorbeeld:
- Vervanging of onderhoud van de elektroden
- Regeling van de stand van de armen of de elektroden
MOET UITGEVOERD WORDEN MET DE PUNTLASMACHINE UITGESCHAKELD
EN LOSGEKOPPELD VAN HET ELEKTRISCHE EN PNEUMATISCHE (indien
aanwezig) VOEDINGSNET.
HOOFDSCHAKELAAR GEBLOKKEERD “O” MET HET HANGSLOT GESLOTEN
EN DE SLEUTEL UITGETROKKEN (in de modellen met in werkingstelling met
PNEUMATISCHE CILINDER).
OPSLAG
- De machine en haar toebehoren (met of zonder verpakking) in gesloten
lokalen plaatsen.
- De relatieve vochtigheid van de lucht mag niet hoger zijn dan 80%.
- De milieutemperatuur moet liggen tussen -15°C en 45°C.
Indien de machine is uitgerust met een koelunit met water en een
milieutemperatuur lager dan 0°C: de voorziene antivries vloeistof toevoegen
ofwel het hydraulisch circuit en het waterreservoir volledig leegmaken.
Altijd geschikte maatregelen treffen om de machine te beschermen tegen
vochtigheid, vuil en corrosie.
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 INLEIDING
Draagbare puntlasmachine voor weerstandslassen.
De reeks bestaat uit 3 modellen:
- 5.8kA:
Draagbare puntlasmachine met elektronische timer. Staat een nauwkeurige
uitvoering toe van de laspunten dankzij de elektronische controle van de tijd
van het puntlassen en de regeling van de kracht van de elektroden. Capaciteit
van puntlassen op metalen platen van staal met een laag gehalte aan koolstof
(standaard armen) tot een dikte van 1+1 mm.
- 6.9kA (230V):
Draagbare puntlasmachine met digitale controle met microprocessor.
De hoofdkenmerken die bestuurd kunnen worden vanop het controlepaneel zijn:
- Selectie van de dikte van de te puntlassen metalen platen.
- Correctie van de tijd van het puntlassen.
- Mogelijkheid van invoer van de pulsatie van de stroom van het puntlassen.
- Regeling van de kracht van het puntlassen.
- Capaciteit van puntlassen op metalen platen van staal met een laag gehalte aan
koolstof (standaard armen) tot een dikte van 2+2 mm.
- 6.9kA (400V):
Draagbare puntlasmachine met digitale controle met microprocessor.
Zelfde kenmerken van het model 6.9kA (230V), maar werkt met voedingsspanning
van 400V(380V-415V).
2.2 SERIE ACCESSOIRES
De basisuitrusting van de puntlasmachine bevat de armen van 120 mm en standaard
elektroden.
2.3 ACCESSOIRES OP AANVRAAG
- Koppels armen en elektroden met verschillende lengte en/of vorm, ook in kit die
meerdere koppels bevat.
- Wagentje voor armen: staat de steun van de puntlasmachine en de accessoires
toe.
3. TECHNISCHE GEGEVENS
3.1 KENTEKENPLAAT (FIG. A)
De belangrijkste gegevens m.b.t. het gebruik en de prestaties van de puntlasmachine
zijn samengevat op de plaat met de karakteristieken met de volgende betekenis .
1- Aantal fasen en frequentie van de voedingslijn.
2- Voedingsspanning.
3- Nominaal netvermogen met intermittentieverhouding van 50%.
4- Vermogen van net aan permanent regime (100%).
5- Maximum spanning leeg op de elektroden.
6- Maximum stroom met elektroden in kortsluiting.
7- Maximum kracht die door de elektroden kan uitgeoefend worden.
8- Stroom naar secundair aan permanent regime (100%).
Nota:
het gegeven voorbeeld van de plaat is ter aanwijzing van de symbolen en de
cijfers; de juiste waarden van de technische gegevens van de puntlasmachine in uw
bezit moeten rechtstreeks op de kentekenplaat van de puntlasmachine zelf gelezen
worden.
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS
Hoofdkenmerken: TAB. 1.
Massa van de puntlasmachine: TAB. 7.
4. BESCHRIJVING VAN DE PUNTLASMACHINE
4.1 HOOFDCOMPONENTEN EN REGELINGEN (FIG.B)
1- Stelschroef kracht elektroden.
2- Handvat plaatsbaar rechts/links.
3- Opening voor eventuele montage oogbout.
4- Beweeglijke lasarm.
5- Vaste lasarm.
6- Voedingskabel.
7- Kentekenplaat.
8- Microswitch.
9- Regeling tijd van puntlassen (alleen in het model 5.8kA (FIG. B1)); voor de
modellen 6.9kA zie 4.2: BEDIENINGSPANEEL.
10- Hendel van puntlassen.
4.2 BEDIENINGSPANEEL (alleen in de modellen 6.9kA) (FIG. C)
1- Toets voor de correctie van de tijd van het puntlassen:
bijregelen van de tijd van het puntlassen in vergelijking met de conditie van
default fabrieksaf.
2- Toets voor de selectie dikte metalen plaat:
selecteert de dikte van de metalen plaat die men moet puntlassen.
3- Drukknop van selectie wijze van puntlassen:
: de stroom van puntlassen is pulserend.
Bij de uitvoering van deze selectie verbetert men de capaciteit van
puntlassen op metalen platen met een hoge limiet van elasticiteit
ofwel op metalen platen met bijzondere beschermende folies. De
periode van het pulseren is automatisch en vereist geen regeling.
: nominaal puntlassen.
4- LEDS van signalering ingreep thermische beveiliging.
De twee leds knipperen afwisselend, de overige leds zijn uit, dit signaleert de
blokkering van de puntlasmachine wegens overtemperatuur; het herstel is
automatisch bij de terugkeer van de temperatuur binnen de voorziene limieten.
5. INSTALLATIE
OPGELET! ALLE OPERATIES VAN INSTALLATIE EN ELEKTRISCHE EN
PNEUMATISCHE AANSLUITING UITVOEREN WANNEER DE PUNTLASMACHINE
ZORGVULDIG IS UITGESCHAKELD EN LOSGEKOPPELD VAN HET
VOEDINGSNET.
DE ELEKTRISCHE EN PNEUMATISCHE AANSLUITINGEN MOETEN
UITSLUITEND UITGEVOERD WORDEN DOOR ERVAREN OF GEKWALIFICEERD
PERSONEEL.
5.1 INRICHTING
De puntlasmachine uitpakken, de montage uitvoeren van de losse gedeelten bevat
in de verpakking.
5.2 WIJZE VAN OPHIJSEN
OPGELET:
Alle puntlasmachines beschreven in deze handleiding zijn niet voorzien van
hijsmiddelen; ingeval men een oogbout wenst aan te brengen om de puntlasmachine
op te hangen gebruik makend van de opening
(FIG. F (2)), erop letten dat het
schroefdraadbeen niet meer dan 8mm binnendringt.
5.3 PLAATSING
Op de plaats van installatie een voldoende ruime zone voorzien, vrij van hindernissen
die geschikt is om een veilige toegang naar de bedieningspanelen en de werkzone
(elektroden) te garanderen.
Verifiëren of er zich geen hindernissen bevinden ter hoogte van de openingen van
de toevoer en afvoer van de koellucht, en hierbij controleren of er geen geleidende
stoffen, corrosieve dampen , vocht, enz. kunnen aangezogen worden.
De puntlasmachine op een vlak oppervlak van homogeen en compact materiaal
plaatsen dat geschikt is om het gewicht ervan te dragen (zie “technische gegevens”)
teneinde het gevaar van kantelen en gevaarlijke verplaatsingen te voorkomen.
5.4 VERBINDING MET HET NET
5.4.1 Waarschuwingen
- Voordat men gelijk welke elektrische verbinding uitvoert, verifiëren of de gegevens
op de plaat van de puntlasmachine overeenstemmen met de spanning en
frequentie van het net beschikbaar op de plaats van installatie.
- De puntlasmachine moet uitsluitend verbonden worden met een voedingssysteem
met geleider van neutraal aangesloten op de aarde.
- Om de bescherming tegen een onrechtstreeks contact te garanderen,
differentiaalschakelaars van het volgende type gebruiken:
- Type A (
) voor eenfase machines;
- Type B (
) voor driefasen machines.
- Teneinde te voldoen aan de vereisten van de Norm EN 61000-3-11 (Flicker) raadt
men aan de puntlasmachine te verbinden met de punten van interface van het
voedingsnet die een impedantie hebben kleiner dan Zmax =0.179 ohm.
- De puntlasmachine valt niet onder de vereisten van de norm IEC/EN 61000-3-12.
Indien ze aangesloten wordt op een openbaar voedingsnet, behoort het tot de
verantwoordelijkheid van de installateur of de gebruiker om te verifiëren of de
puntlasmachine kan worden aangesloten (indien nodig, de exploitant van het
distributienet raadplegen).
5.4.2 Stekker en stopcontact
Met de voedingskabel een standaardstekker verbinden (3P+T: er worden slechts
2 polen gebruikt voor de verbinding 400V INTERFASEN; 2P+T: verbinding 230V
EENFASE) met een adequaat vermogen en een stopcontact voorbereiden beschermd
door zekeringen of door een thermomagnetische automatische schakelaar; de
speciale aardklem moet verbonden worden met de aardegeleider (geel-groen) van
de voedingslijn.
De wijze van verbinding en het aantal polen van de te gebruiken stekker, in functie
van het distributiesysteem en de voedingsspanning van uw puntlasmachine,
moet overeenstemmen met hetgeen voorzien is in de tabellen (TAB. 2; 3; 4; 5).
Het vermogen van de stekker en de karakteristiek van de ingreep van de zekeringen en
van de thermomagnetische schakelaar zijn aangeduid in de tabellen TAB. 1 en TAB. 7.
Ingeval er meerdere puntlasmachines geïnstalleerd worden moet men de voeding
cyclisch verdelen tussen de drie fasen zodanig dat er een meer evenwichtige belasting
gerealiseerd wordt, bijvoorbeeld :
Puntlasmachines 230V:
Puntlasmachine 1 : voeding L1-N.
Puntlasmachine 2 : voeding L2-N.
Puntlasmachine 3 : voeding L3-N.
enz.
Puntlasmachines 400V:
Puntlasmachine 1 : voeding L1-L2.
Puntlasmachine 2 : voeding L2-L3.
Puntlasmachine 3 : voeding L3-L1.
enz.