C0211001-07-16-NL
146
ref. 11 :
onder de in de tabel vermelde waarde bestaat het risico van corrosie vanwege het feit dat er galvanische stromingen tussen koper
en minder edele metalen veroorzaakt worden.
Bij gebruik van andere bedrijfsvloeistoffen dan water (bijv. ethyleen- of propyleenglycolmengsels), wordt geadviseerd om altijd vloeistoffen met
specifieke inhibitoren te gebruiken, die geschikt zijn om thermische stabiliteit binnen het werktemperatuurbereik te bieden en bescherming tegen
corrosieverschijnselen.
Het is absoluut noodzakelijk dat er bij vuil en/of agressief water stroomopwaarts van de warmtewisselaars van de koelinrichting een tussenwisselaar
geplaatst wordt.
5.1 Verdamper / recuperator
Op het watercircuit van de warmtewisselaars moet het volgende geïnstalleerd worden waarbij erop gelet moet worden dat de juiste plaats
aangehouden wordt (zie fig. 1 pag. A1):
twee manometers met een adequate schaalverdeling (inlaat - uitlaat)
twee servicekranen voor de manometers
ontluchters die op de hoogste punten van het circuit gemonteerd moeten worden
twee flexibele trillingsdempende koppelingen (inlaat - uitlaat) die horizontaal geplaatst moeten worden
een stromingswachter die op de uitlaat van de unit gemonteerd moet worden na een recht traject dat een lengte moet hebben van circa 7 maal
de diameter van de leiding. De ijking van de stromingswachter moet een minimum waterdoorstroomhoeveelheid naar de warmtewisselaars
waarborgen die niet minder is dan de waarde die in het betreffende technische bulletin van de unit staat of die door de leverancier verklaard
wordt. Als dit gegeven ontbreekt dan wordt geadviseerd om een ijkwaarde van 70% van de nominale waterdoorstroomhoeveelheid van de unit
aan te houden (geldt niet voor de oververhittingskoelers)
een regelklep op de uitlaat
twee afsluitkleppen (inlaat - uitlaat)
een handmatige omloopklep te gebruiken tijdens het starten als de watertemperatuur te koud/te warm is
een mechanisch filter met een maximum maasgrootte van 1 mm dat zo dicht mogelijk in de buurt van de inlaatkoppeling van de
warmtewisselaars gemonteerd moet worden (maximum afstand van 2 meter)
een aftapkraan die op het laagste punt van de waterinstallatie gemonteerd moet worden
een circulatiepomp
alle andere uitrustingen die vermeld zijn op fig. 1 pag. A1.
het is eveneens noodzakelijk dat er geen lucht in het watercircuit zit, dat de druk geen plotselinge veranderingen ondergaat en op geen enkel
punt lager is dan de atmosferische druk. De watercapaciteit mag geen plotselinge veranderingen ondergaan. Als de machine ingeschakeld is,
zijn er geen grotere veranderingen in de watercapaciteit toegestaan dan 10% per minuut ; daartoe zou het verstandig zijn om een afzonderlijke
pompgroep voor elk apparaat te installeren met een circuit dat onafhankelijk is van de rest van de installatie.
Voor de productie van water voor sanitair gebruik wordt geadviseerd om een tussenwisselaar te installeren om vervuiling, corrosie en verontreiniging
van het water door eventuele oxiden te voorkomen.
De polyvalente units type Q en R zijn bestemd voor installaties met 4 buizen waarvan de watercircuits altijd over circulerend water moeten kunnen
beschikken.
De installatieaanwijzingen die hierboven zijn vermeld moeten opgevolgd worden om de geldigheid van de garantie te behouden.
Climaveneta staat in ieder geval ter beschikking om eventuele andere eisen in overweging te nemen die echter goedgekeurd moeten worden
voordat de koelinrichting in werking gesteld wordt.
5.2 Schema watercircuit verdamper / recuperator
(zie fig. 1 pag. A1)
6
KOELVERBINDINGEN
Bij het ontwerpen en het maken van de koelverbindingsleidingen van een installatie met twee gedeelten moet rekening gehouden worden met het
volgende:
De leidingen moeten zodanig geplaatst worden dat zij in geval van onderhoud toegankelijk zijn.
Drukverliezen van de koelcircuits verminderen het geleverde koelvermogen en vermeerderen het door de compressor opgenomen vermogen.
De smeerolie moet onder alle werkingsomstandigheden in dezelfde hoeveelheid weer naar de compressor terug kunnen stromen, zodat een
correcte smering gewaarborgd is. In verband hiermee doet men er goed aan om de volgende aanwijzingen aan te houden:
- De horizontale trajecten moeten een minimum afschot van 0,5% in de stromingsrichting van het koelmiddel hebben.
- In geval van verticale trajecten moeten er olieopvangvoorzieningen gemaakt worden om de stroming te bevorderen (hevels).
- In geval van leidingen die erg lang zijn moet er op de persleiding van de compressor een olieafscheider geplaatst worden.
Het koelcircuit moet altijd schoon, droog en vrij van elke verontreinigende stof zijn.
De vloeistofleiding moet zodanig bemeten worden dat er vermeden wordt dat er gas stroomopwaarts van de thermostatische klep terechtkomt.
Er moet altijd voorkomen worden dat er vloeistof in de zuigleiding van de compressor komt.
De uitzetting van de koperen leidingen moet altijd nauwkeurig berekend worden.
Het opvangen van de uitzetting dient verzekerd te worden door middel van koppelingen of door het maken van U- of L-stukken.
De leidingen dienen op steunen gelegd te worden die het gewicht kunnen dragen en die een correcte plaatsing op één lijn toelaten.
Om de verspreiding van trillingen te beperken die schadelijk zijn voor de levensduur van de koelleidingen en waardoor de installatie lawaaierig
kan worden, dienen er flexibele koppelingen en stevige steunen geplaatst te worden.
De vloeistofleiding moet naar behoren geïsoleerd worden.
Er dient gecontroleerd te worden of het eventuele vloeistofreservoir dat in de unit zit voldoende is voor de hele installatie.
Er moet gecontroleerd worden of de eventuele veiligheidsvoorzieningen die op de unit gemonteerd zijn geschikt zijn voor de hele installatie,
eventueel moeten er extra veiligheidsvoorzieningen gemonteerd worden.
De dikte van de koperen leidingen dient naar behoren bemeten te worden met het oog op de druk die gecreëerd kan worden.
Indien er twee parallel opgestelde verdampers deel uitmaken van het circuit is het noodzakelijk om er door middel van de nodige hevels voor te
zorgen dat de olie zich niet in de verdamper die uitgeschakeld is ophoopt.
Indien de condensator op een afstand van de compressor geïnstalleerd is moet er ter hoogte van de compressor een hevel en een
terugslagklep op de persleiding ervan gemonteerd worden zodat het terugstromen van de vloeistof tijdens de stopzetting vermeden wordt.
De condensatieunit moet de condensatietemperatuur stabiel houden zodat het laminaire orgaan optimaal kan functioneren.
Indien er R134a, R407C, R404A en R410A of andere koelmiddelen toegepast worden die niet samengaan met minerale oliën, moeten er
specifiek ontworpen en goedgekeurde accessoires gebruikt worden.