!
M
6. SMERING
Smering is noodzakelijk om 4 redenen :
- voorkomen van metaal/metaal contact bij tandwielen en lagers
- verminderen van de wrijvingsverliezen
- afvoeren van de door tandwielen en lagers opgewekte warmte
- voorkomen van corrosie
Verschillende smeersystemen kunnen gebruikt worden, afhankelijk van
- de omtreksnelheid van de tandwielen
- de montagepositie van de tandwielkast
- de bedrijfsomstandigheden
In de HANSEN tandwielkasten worden volgende smeersystemen gebruikt:
- smering door indompeling in het oliebad
- pompsmering: - olie-omloopsmering
- druksmering
Eventueel kan een bijkomende koeling noodzakelijk zijn (zie KOELING)
6.1. SMERING DOOR INDOMPELING IN HET
OLIEBAD
Bij tandwielkasten met horizontale assen en met snelheden tussen 750 min
-1
en 1800 min
-1
aan de sneldraaiende as, worden de tandwielen en de lagers
van de langzaamdraaiende as standaard door indompeling in het oliebad
gesmeerd. De opspattende olie wordt opgevangen en via kanalen naar de
andere lagers verdeeld.
Voor andere snelheden; gelieve HANSEN te raadplegen.
6.2. POMPSMERING
Alle roterende elementen die zich boven het oliebad bevinden worden door
een pomp gesmeerd. Er wordt ofwel een aangebouwde pomp gebruikt
(aangedreven door één van de assen van de tandwielkast) ofwel een motor-
pomp. De aangebouwde pompen zijn voorzien van een inwendig omkeer-
mechanisme, waardoor beide draairichtingen mogelijk zijn. Bij motor-
pompen is de draairichting steeds aangeduid.
Aangebouwde pompen geven reeds na enkele seconden hun volledig debiet.
Toch raden wij aan, om tijdens de startperiode ongewenste alarmsignalen te
vermijden, het alarm zo af te stellen dat het signaal pas na 5 à 10 seconden
in werking treedt.
Motorpompen moeten tenminste 1 min. vóór het
in werking stellen van de tandwielkast ingescha-
keld worden.
6.2.1. Omloopsmering
- Met aangebouwde pomp (fig. 4)
Het olie-omloopsmeersysteem met aangebouwde pomp bestaat uit :
- een pomp P
- een filter F met "by-pass" (standaard vanaf tandwielkast grootte G)
- een debietschakelaar Mf (standaard vanaf tandwielkast grootte G)
De debietschakelaar moet zo afgesteld zijn dat
de hoofdaandrijfmotor stopt wanneer het oliede-
biet onder een bepaalde veiligheidsgrens daalt.
- Met motorpomp
Het bedrijfshandboek i.v.m. de koel- en smeerinstallatie bevat gedetailleer-
de informatie over het olie-omloopsmeersysteem met motorpomp.
6.2.2. Druksmering
Het bedrijfshandboek i.v.m. de koel- en smeerinstallatie bevat gedetailleerde
informatie over het druksmeersysteem.
6.2.3. Aanbouwtoestellen en hun afstellingen
De maattekening, het bedrijfshandboek i.v.m. de koel- en smeerinstallatie
en/of de technische handleidingen over specifieke aanbouwtoestellen die
samen met dit document worden verstrekt, bevatten gedetailleerde informatie
over het smeersysteem, aanbouwtoestellen en instelwaarden.
De instelwaarden (settings) die op de maatteke-
ningen vermeld staan, werden door HANSEN in-
gesteld tijdens het proefdraaien en mogen niet
gewijzigd worden zonder onze schriftelijke toe-
stemming.
"Presettings" daarentegen zijn waarden die HANSEN voorlopig heeft inge-
steld. Zij mogen aangepast worden aan de bedrijfsomstandigheden.
6.3. KEUZE VAN DE OLIE
De smering dient te geschieden d.m.v. minerale oliën met zgn. EP additieven
die de belastbaarheid van de oliefilm verhogen.
Uitsluitend oliën gebruiken waarvan type en vis-
cositeit beantwoorden aan de gegevens van de
kenmerkplaat.
De viscositeiten werden bepaald aan de hand van de bedrijfsvoorwaarden
vermeld bij bestelling.
Voor viscositeitseenheden equivalent aan ISO viscositeit klasse VG: zie tabel
van de aanbevolen smeermiddelen (informatief pag. 36). Deze tabel is niet
beperkend; andere gelijkwaardige merken kunnen ook gebruikt worden. De
leveranciers van de smeermiddelen zijn verantwoordelijk voor de keuze en
de samenstelling van hun producten.
Synthetische oliën mogen alleen gebruikt worden
mits schriftelijke toestemming van de HANSEN
Engineering-afdeling.
Alleen oliën met EP-additieven van het SHF-type (Synthetic Hydrocarbon
Fluid) op basis van polyalpha-olefines mogen worden aangewend. Dankzij
hun goede oxidatiebestendigheid is hun levensduur langer dan die van mine-
rale oliën met gelijke viscositeit onder dezelfde omstandigheden.
Een langer gebruik is echter slechts toegelaten mits een regelmatige (elke
4000 uren) olie-analyse door de leverancier of een gekwalificeerd laboratori-
um. Zij zullen de juiste levensduur van de olie kunnen bepalen.
6.4. HOEVEELHEID OLIE
(zie fig. 5 blz. 33)
Het minimaal en maximaal oliepeil is d.m.v.
merktekens aangeduid op de peilstang.
Visualisatie van het oliepeil d.m.v. een peilglas of bewaking van het oliepeil
d.m.v. een niveauschakelaar is optioneel beschikbaar.
PEILSTANGEN VOORZIEN VAN EEN STOP MET
SCHROEFDRAAD STEEDS INSCHROEVEN OM HET
OLIEPEIL TE METEN. Het oliepeil steeds meten
wanneer de tandwielkast niet in werking is.
Bij een tandwielkast met filter en koeler moet het
oliepeil nagezien worden nadat het smeer- en
koelsysteem gevuld is met olie en na een korte
proefloop van de installatie.
Het vullen van het smeer- en koelsysteem, inclusief de koeler, gebeurt automa-
tisch van zodra de oliebadtemperatuur meer dan 60
°
C bedraagt. Indien niet
kan gewacht worden tot het oliebad deze temperatuur overschreden heeft,
dient men de koeler manueel te ontluchten terwijl de pomp in bedrijf is.
De hoeveelheid olie vermeld op de kenmerkplaat van de tandwielkast is
slechts een benaderende waarde, gegeven met het oog op het aanschaffen
van de olie.
ansen
Q*: Aantal schotelveren
S1 = S - S
PR
PT
D
3d
Tabel 4
32
F
P
Mf
•
• •
•
FIG. 4
D
PT
PR max
∆
S
A
±
5
mm
inch
mm
inch
Q*
DIN 2093
QH.J3 - QH.J4
80 M42 105
4.1
1,4 0.055 2 x 3
A 160
QH.K3 - QH.K4
80 M42 105
4.1
1,4 0.055 2 x 3
A 160
QH.L3 - QH.L4
80 M48 120
4.7
1,4 0.055 2 x 4
A 160
QH.M3- QH.M4
80 M48 120
4.7
1,4 0.055 2 x 4
A 160
Tandwielkast
grootte
T R A N S M I S S I O N S
ansen
®