15
8. Snijd de katheter dwars door (onder een hoek van 90° ten opzichte van de lengteas
van de katheter) met een kathetermesje (indien verstrekt) om een stompe tip te
behouden.
Waarschuwing: Zorg dat u tijdens het bijsnijden van de katheter niet in de
plaatsingsdraad snijdt, om het risico op beschadiging van de plaatsingsdraad,
losse draadfragmenten en embolie te beperken.
Kathetermesje (indien verstrekt):
Een kathetermesje is een voor eenmalig gebruik bestemd hulpmiddel voor het
bijsnijden van katheters.
•
Steek de katheter in het gat van het mesje tot op de gewenste snijplaats.
•
Druk het mes naar beneden om de katheter door te snijden.
OPMERKING: Weerstand tijdens het doorsnijden van de katheter wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door een onvoldoende teruggetrokken plaatsingsdraad. Gebruik de
katheter niet als de plaatsingsdraad niet is teruggetrokken.
9. Controleer of het snijvlak schoon is en er geen los materiaal is.
Let op: Controleer of er na het bijsnijden geen draad in het afgesneden
kathetersegment zit. Als er enige aanwijzing is dat de plaatsingsdraad is
doorgesneden of beschadigd, mogen de katheter en de plaatsingsdraad niet
worden gebruikt.
Katheter doorspoelen:
10. Spoel alle lumina door met steriele normale fysiologische zoutoplossing voor injectie
om doorgankelijkheid te verkrijgen en het lumen/de lumina te vullen.
11. Klem de verlengslang(en) af of bevestig er (een) Luer-lockaansluiting(en) aan om het
fysiologische zout binnen het lumen (of de lumina) te houden.
Waarschuwing: Klem de verlenglijn niet af wanneer de plaatsingsdraad zich
in de katheter bevindt, om het risico op knikken van de plaatsingsdraad te
beperken.
Initiële veneuze toegang verkrijgen:
12. Breng de stuwband aan en vervang de steriele handschoenen.
Echogene naald (indien verstrekt):
Een echogene naald dient om toegang tot het vaatstelsel te verkrijgen zodat een
voerdraad kan worden ingebracht waarmee de katheter gemakkelijker kan worden
geplaatst. De naaldtip is ongeveer over 1 cm zodanig behandeld dat de clinicus de exacte
locatie van de naaldtip kan vaststellen bij het verrichten van een vaatpunctie onder
echoscopie.
Beveiligde naald/veiligheidsnaald (indien verstrekt):
Een beveiligde naald/veiligheidsnaald moet worden gebruikt conform de
gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
13. Breng de introducernaald of de katheter/naald in de vene in.
Let op: Breng de naald niet opnieuw in de introducerkatheter (indien verstrekt)
in om het risico van een katheterembolus te beperken.
14. Controleer of er een pulserende stroming is.
Waarschuwing: Een pulserende stroming is meestal een aanduiding van
onbedoelde arteriële punctie.
Let op: Vertrouw niet op de kleur van het bloedaspiraat als bewijs van veneuze
toegang.
Voerdraad inbrengen:
Voerdraad:
Er zijn kits/sets verkrijgbaar met diverse voerdraden.
Voerdraden worden geleverd in diverse diameters, lengten
en tipconfiguraties voor specifieke inbrengtechnieken.
Maak u vóór aanvang van de eigenlijke inbrengprocedure
vertrouwd met de voerdraad (of voerdraden) die bij de
specifieke gekozen techniek wordt/worden gebruikt.
Arrow Advancer (indien verstrekt):
De Arrow Advancer wordt gebruikt voor het inbrengen van een voerdraad in een naald.
•
Trek met de duim de tip van de voerdraad terug. Plaats de tip van de Arrow Advancer –
met de voerdraad teruggetrokken – in de introducernaald (zie afbeelding 5).
15. Schuif de voerdraad in de introducernaald.
Waarschuwing: Breng het stijve uiteinde van de voerdraad niet in het bloedvat
in, omdat dit tot beschadiging van het bloedvat kan leiden.
16. Hef uw duim op en trek de Arrow Advancer ongeveer 4 à 8 cm van de introducernaald
vandaan. Laat uw duim op de Arrow Advancer zakken en duw, terwijl u stevige grip op
de voerdraad houdt, het geheel in de naald om de voerdraad verder op te voeren. Ga
hiermee door totdat de voerdraad de gewenste diepte bereikt heeft.
Let op: Zorg dat u altijd een stevige grip op de voerdraad hebt. Laat voldoende
voerdraadlengte blootliggen om de voerdraad te kunnen manipuleren. Een
niet-stuurbare voerdraad kan tot een draadembolus leiden.
Waarschuwing: Trek de voerdraad niet terug tegen de afschuining van de
naald om het risico te beperken dat de voerdraad misschien afbreekt of wordt
beschadigd.
17. Verwijder de introducernaald (of katheter) terwijl u de voerdraad op zijn plaats houdt.
18. Vergroot zo nodig de cutane punctieplaats met de snijrand van het scalpel en
positioneer de snijrand daarbij weg van de voerdraad.
Waarschuwing: Verander de lengte van de voerdraad niet door hem af te
knippen.
Waarschuwing: Snijd niet in de voerdraad met een scalpel.
•
Positioneer de snijrand van het scalpel weg van de voerdraad.
•
Activeer het veiligheids- en/of vergrendelingmechanisme van het scalpel
(indien verstrekt) als het niet wordt gebruikt, om het risico van snijletsel te
verminderen.
Peel-away huls plaatsen:
19. Plaats het geheel van peel-away huls en dilatator over de voerdraad.
20. Neem het geheel van huls en dilatator dicht bij de huid vast en voer het met een licht
draaiende beweging op tot een diepte die voldoende is voor toegang tot het bloedvat.
Opmerking: Een licht draaiende beweging kan helpen bij het opvoeren van de huls.
Let op: Aan het aansluitstukuiteinde van de huls moet voldoende
voerdraadlengte bloot blijven liggen om stevige grip op de voerdraad te
houden.
21. Controleer of de huls juist is geplaatst: houd de huls op zijn plaats en draai het
dilatatoraansluitstuk linksom zodat het wordt losgekoppeld van het hulsaansluitstuk,
trek vervolgens de voerdraad en dilatator voldoende terug zodat het bloed kan
stromen.
22. Verwijder de voerdraad en dilatator als één geheel terwijl u de huls op zijn plaats
houdt.
Waarschuwing: Oefen geen overmatige kracht uit op de voerdraad om het risico
te beperken dat hij misschien breekt.
Waarschuwing: Laat de weefseldilatator niet op zijn plaats zitten zoals een
verblijfskatheter. Als de weefseldilatator blijft zitten, loopt de patiënt het risico
dat de vaatwand misschien wordt geperforeerd.
23. Plaats na verwijdering van de dilatator en voerdraad snel een vinger of duim over het
proximale uiteinde van de huls om de kans te verkleinen dat er lucht inkomt.
24. Verifieer altijd of de gehele voerdraad na verwijdering intact is.
Katheter opvoeren:
25. Trek de verontreinigingsbescherming (indien verstrekt) terug.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de ARROW VPS voor aanvullende instructies
betreffende inbrenging met behulp van een VPS-stilet (indien verstrekt).
Inbrenging met behulp van een voerdraad (indien verstrekt):
•
Maak de voerdraad klaar voor inbrenging door de voerdraad te bevochtigen met
steriele normale fysiologische zoutoplossing voor injectie. Zorg dat de voerdraad
glibberig blijft tot hij bij de patiënt wordt ingebracht.
•
Breng de katheter door de peel-away huls in:
•
Als een voerdraad van 80 cm wordt gebruikt, breng de voerdraad dan in het distale
lumen in tot de zachte tip van de voerdraad voorbij de tip van de katheter steekt.
Terwijl u het distale uiteinde van de voerdraad onder controle houdt, voert u de
voerdraad/katheter als één geheel door de peel-away huls op naar zijn uiteindelijke
verblijfspositie.
•
Als een voerdraad van 130 cm wordt gebruikt, breng de zachte tip van de voerdraad
dan door de peel-away huls in tot op de gewenste diepte. Plaats de katheter over
A06041108B0.indb 15
7/18/16 10:33 AM