174
7.2.6) Voorbeeld van programmering tweede niveau (instelbare parameters)
Als voorbeeld geven wij de reeks handelingen die nodig is om de fabrieksinstelling van de parameters te wijzigen en de “Motorkracht” op
gemiddeld af te stellen (ingang op L1 en niveau op L2) en de “Pauzeduur” op 60s te verhogen (ingang op L3 en niveau op L3).
1.
Druk op de toets
[Set]
en houd die ongeveer 3s ingedrukt
3s
2.
Laat de toets
[Set]
los wanneer het ledlampje L1 begint te knipperen
L1
3.
Druk op de toets
[Set]
en houd die ingedrukt; de toets
[Set]
dient tijdens de stappen 4 en 5
ingedrukt te blijven
4.
Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L2 gaat branden dat het actuele niveau van de “Motorkracht”
vertegenwoordigt
3s
5.
Druk 2 maal op de toets
[
]
om het brandende ledlampje naar L2 te verplaatsen dat de nieuwe
waarde van de “Motorkracht” vertegenwoordigt
L2
6.
Laat de toets
[Set]
weer los
7.
Druk 2 maal op de toets
[
]
om het knipperende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen
L3
8.
Druk op de toets
[Set]
en houd die ingedrukt; de toets
[Set]
dient tijdens de stappen 9 en 10
ingedrukt te blijven
9.
Wacht ongeveer 3s tot het ledlampje L2 gaat branden dat het actuele niveau van de ”Pauzeduur”
vertegenwoordigt.
L2
3s
10.
Druk 1 maal op de toets
[
]
om het brandende ledlampje naar het ledlampje L3 te verplaatsen dat
de nieuwe waarde van de ”Pauzeduur” vertegenwoordigt.
L3
11.
Laat de toets
[Set]
weer los
12.
Wacht 10s om de programmering wegens het verstrijken van de maximale tijdsduur te verlaten.
10s
Tabel 20: voorbeeld van programmering tweede niveau
Voorbeeld
SET
SET
SET
SET
SET
SET
7.3) Bijplaatsen of wegnemen van inrichtingen
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een automatise-
ring met SPIN toevoegen of er een uit verwijderen. Met name op de
ingang “STOP” kunnen er verschillende soorten inrichtingen aange-
sloten worden zoals dat in de paragrafen “7.3.1 Ingang STOP” is
aangegeven.
7.3.1) Ingang STOP
STOP is de ingang die onmiddellijke stilstand van de manoeuvre ver-
oorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze ingang kunnen
de inrichtingen met uitgang met normaal open contacten “NO” aan-
gesloten worden, maar ook inrichtingen met normaal gesloten con-
tacten “NC” of inrichtingen met een uitgang met constante weer-
stand 8,2K
Ω
, zoals bijvoorbeeld de contactlijsten.
De besturingseenheid herkent tijdens de herkenningsfase het op de
ingang STOP aangesloten type inrichting (zie paragraaf “4.2 Her-
kennen van andere inrichtingen); daarna wordt een STOP veroor-
zaakt indien er zich een wijziging voordoet ten opzichte van de her-
kende staat.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-
ingang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van het
hetzelfde type.
• Er kunnen meerdere NO inrichtingen parallel op elkaar aangeslo-
ten worden zonder beperking van het aantal daarvan
• Er kunnen meerdere NC inrichtingen serieel op elkaar aangesloten
worden zonder beperking van het aantal daarvan
• U kunt meerdere inrichtingen met een uitgang met constante
weerstand 8,2k
Ω
via een „cascadeschakeling“ op één enkele
eindweerstand van 8,2k
Ω
aansluiten.
• Een combinatie NO en NC is mogelijk door de 2 contacten paral-
lel te schakelen en met contact NC serieel een weerstand van
8,2k
Ω
te verbinden (en dus is ook de combinatie van de 3 inrich-
tingen mogelijk: NO, NC en 8,2k
Ω
).
Indien de ingang STOP gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, garanderen
alleen die inrichtingen welke een uitgang met een con-
stante weerstand van 8,2k
Ω
hebben, de veiligheidscate-
gorie 3 tegen storingen volgens de norm EN 954-1.
!