168
4.2) Herkennen van de standen van opening en
sluiting van de deur
Nadat de inrichtingen herkend zijn, dient de besturingseenheid de
standen van opening en sluiting van de deur te herkennen. In deze
fase wordt de loop van de deur vanaf de mechanische stop in sluit-
stand tot die van de openingsstand gemeten. Naast deze standen
wordt in deze fase de configuratie van de ingang STOP gezocht en
in het geheugen opgeslagen evenals de eventuele aanwezigheid van
een aansluiting in de modus “Fototest” van de ingang FOTO.
1.
Controleer dat de riem goed aangespannen is en dat de twee mechanische stops goed vast zitten.
2.
Haak de wagen vast.
3.
Druk op de toetsen
[
]
en
[ Set ]
en houd die ingedrukt
4.
Laat de toetsen los wanneer de manoeuvre van start gaat (na ongeveer 3s)
5.
Wacht totdat de besturingseenheid de herkenningsfase uitvoert: sluiting, opening en opnieuw sluiting van de deur.
6.
Druk op de toets
[PP]
om een complete openingsmanoeuvre uit te voeren.
7.
Druk op de toets
[PP]
om de deur te sluiten.
Tijdens deze manoeuvres slaat de besturingseenheid de kracht nodig voor het openen en sluiten in het geheugen op. Als na de herken-
ningsfase de ledlampjes L3 en L4 knipperen, betekent dit dat er een fout is opgetreden; zie paragraaf “7.6 Oplossen van problemen”.
Het is van belang dat deze eerste manoeuvres niet worden onderbroken, b.v. door een instructie STOP.
Mocht dat toch gebeuren dan dient u de herkenningsfase opnieuw vanaf punt 1 uit te voeren.
De herkenningsfase van de standen en van de configuratie van de ingangen STOP en FOTO kan op ieder gewenst moment opnieuw uitge-
voerd worden, ook na de installatie (bijvoorbeeld als één van de mechanische stops verplaatst wordt); het is dan voldoende de handelingen
vanaf punt 1 uit te voeren.
Als tijdens het zoeken van de standen de riem niet genoeg aangespannen is, kan de riem over het rondsel glijden. Mocht
dit zich voordoen, dan dient u onmiddellijk de herkenningsprocedure te onderbreken door op de toets [Stop] te drukken; de
riem aan te spannen door de moer M8 (D) vast te schroeven zoals op afbeelding 11 te zien is; en vervolgens de herkennings-
procedure vanaf punt 1 opnieuw uit te voeren.
!
34
4.3) Controle van de manoeuvre van de deur
Na het herkennen van de openings- en sluitstanden is het raadzaam
enkele manoeuvres uit te voeren om te controleren of de deur cor-
rect beweegt.
1.
Druk op de toets
[PP]
om de instructie voor de manoeuvre
“Open” te geven; controleer of de deur regelmatig open gaat zon-
der van snelheid te veranderen; pas wanneer de deur tussen de
30 en 20 cm van de mechanische stop van de openingsstand
verwijderd is, zal hij langzamer moeten gaan lopen en op 2÷3 cm
vanaf de stop tot stilstand komen.
2.
Druk op de toets
[PP]
om de instructie voor de manoeuvre “Sluit”
geven; controleer of de deur regelmatig open gaat zonder veran-
dering van snelheid; pas wanneer de deur tussen de 30 en 20 cm
van de mechanische stop van de sluitstand verwijderd is, zal hij
langzamer moeten gaan lopen en tegen de mechanische stop van
de sluitstand tot stilstand komen. Daarna wordt er een korte ope-
ningsmanoeuvre uitgevoerd om de spanning van de riem te halen.
3.
Controleer dat het knipperlicht (indien aanwezig) tijdens de
manoeuvres met een frequentie van 0,5s aan en 0,5s uit knippert.
4.
Voer meerdere openings- en sluitmanoeuvres uit om te beoorde-
len of er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of ande-
re onregelmatigheden zijn, zoals punten met een grotere wrijving.
5.
Controleer dat de reductiemotor, de geleiderail en de mechani-
sche stops solide, stevig en duurzaam bevestigd zijn ook wan-
neer er zich een plotselinge toename of afname in de beweging
van de deur voordoet.
4.4) Vooraf ingestelde functies
De besturingseenheid van SPIN beschikt over enkele programmeerbare
functies; in de fabriek worden deze functies in een configuratie afgesteld
die voor het merendeel van de automatiseringen optimaal is; in ieder
geval kunnen de functies op elk gewenst moment via de juiste pro-
grammeringsprocedure gewijzigd worden; raadpleeg hiervoor paragraaf
“7.2 Programmeringen”.
4.5) Radio-ontvanger
Voor het aansturen op afstand van de SPIN, is er op de besturing-
seenheid een radio-ontvanger ingebouwd op een frequentie van
433,92 MHz die compatibel met onderstaande soorten zenders is:
Omdat het type codering verschillend is bepaalt de eerst ingevoerde
zender ook het type codering van de zenders die vervolgens inge-
voerd zullen worden. Er kunnen maximaal 160 zenders in het geheu-
gen opgeslagen worden.
FLO
FLO1 – FLO2 – FLO4
VERY VE
FLOR
FLOR1 – FLOR2 – FLOR4
VERY VR
ERGO1 – ERGO4 – ERGO6
PLANO1 – PLANO4 – PLANO6
SMILO
SM2 – SM4
Tabel 5: zenders