NL
90
11.1. Let op
1
Volg de plaatselijke voorschriften op voor technische standaarden met
betrekking tot elektrische apparaten en het leggen van elektrische leidingen.
2
Tussen de kabels voor de apparaatbesturing (hierna signaaldraad genoemd)
en de voedingskabels moet een tussenruimte van ten minste 5 cm worden
gelaten om de invloed van ruis tegen te gaan. (Breng de signaaldraad en de
voeding niet in dezelfde behuizing aan.)
3
De buitenunit moet rechtstreeks worden geaard.
4
Laat wat speling op de kabels in de schakelkasten van binnen- en
buitenunits; zo worden de kasten gemakkelijker opengemaakt of verwijderd
voor onderhoud of inspectie.
5
Sluit de hoofdstroomvoorziening nooit aan op het aansluitblok voor de
signaaldraad. Als dit wel wordt gedaan, zullen sommige delen doorbranden.
6
Gebruik een tweeaderige afgeschermde kabel voor de signaaldraad. Als
voor de signaaldraden van verschillende systemen één veeladerige kabel
wordt gebruikt, heeft dit een nadelige invloed op de transmissie van de
signalen, en daardoor op de werking van de installatie.
7
Alleen de eigen signaaldraad mag met het aansluitblok van een buitenunit
worden verbonden.
Bij een verkeerde aansluiting functioneert het systeem niet.
8
Bij aansluiting op een hoofdeenheid van de besturing, of om groepsbesturing
in verschillende koelsystemen mogelijk te maken, moet tussen de
buitenunits in de verschillende koelsystemen een signaaldraad worden
gelegd.
Verbind deze signaaldraden op de aansluitblokken voor centrale besturing
(tweeaderig, zonder polariteit).
9
De groepsinstellingen worden op de afstandsbediening gemaakt.
11.2. De schakelkast en de
draadaansluitpunten
1
Buitenunit
1. Schroef het voorpaneel van de schakelkast los, verwijder de 4 schroeven en
duw het voorpaneel een beetje omhoog voor u het los trekt.
2. Sluit de binnen/buitensignaaldraad aan op het aansluitblok (TB3) voor de
binnen/buitensignaaldraad.
Als in het koelsysteem meerdere buitenunits zijn opgenomen, maakt u vanuit
de buitenunits een serieschakeling (M1, M2,
aansluiting) naar TB3. Sluit
slechts één binnen/buitensignaaldraad van de buitenunits aan op TB3 (M1,
M2,
aansluiting).
3. Sluit de signaaldraden voor centrale besturing (tussen het centrale
besturingssysteem en de buitenunits van een ander koelsysteem) aan op het
aansluitblok voor centrale besturing (TB7). Als in het koelsysteem meerdere
buitenunits zijn opgenomen, maakt u vanuit de buitenunits in hetzelfde
koelsysteem een serieschakeling (M1, M2, S aansluiting) naar TB7. (*1)
*1: Als TB7 niet in serie wordt geschakeld naar de buitenunits in hetzelfde
koelsysteem, verbindt u de signaaldraad voor centrale besturing met
TB7 op OC (*2). Als OC defect is, of als vanuit de centrale besturing een
opdracht wordt gegeven tijdens een stroomonderbreking, maakt u een
serieschakeling tussen TB7 en OC en OS. (Als de buitenunit waarvoor
de voedingsaansluiting CN41 in de schakelkast werd vervangen door
CN40, defect is of geen stroom krijgt, heeft de centrale besturing geen
invloed, ook al is TB7 in de serie ingeschakeld.)
*2 OC en OS van de buitenunits worden binnen hetzelfde koelsysteem
automatisch geïdenti
fi
ceerd. Ze worden geïdenti
fi
ceerd als OC en OS
in dalende volgorde van capaciteit. (Bij gelijke capaciteit worden ze
volgens oplopend adresnummer geïndenti
fi
ceerd).
4. Van de binnen/buitensignaalkabel verbindt u de afscherming met de aarde
(
). Sluit de signaaldraden voor centrale besturing aan op het aansluitpunt
S van het aansluitblok voor centrale besturing (TB7). Als voor buitenunits
de voedingsaansluiting CN41 in de schakelkast werd vervangen door
CN40, moet u daarenboven het aansluitpunt S en de aardeverbinding (
)
kortsluiten.
5. Maak de aangesloten kabels stevig vast met de kabelstrop onder het
aansluitblok. Door krachtuitoefening op het aansluitblok kan dat beschadigd
worden en kunnen kortsluitingen, aardfouten, of brand ontstaan.
[Fig. 11.2.1] (p.9)
A
Voeding
B
Signaaldraad
C
Aardeverbinding
[Fig. 11.2.2] (p.9)
A
Kabelstrop
B
Voedingskabel
C
Signaaldraad
D
Pijler
2
De kabelbuizen plaatsen
Maak een opening door de uitdrukopeningen voor de kabelbuis aan de basis
en op het onderstuk van het voorpaneel met een hamer uit te slaan.
Als u de knock-outs gebruikt voor de kabelbuizen, verwijder dan de braam
en scherm de buis af met tape.
Maak de ontstane openingen zo goed mogelijk dicht om te vermijden dat
dieren e.d. in de unit raken.
Bij het wegnemen van de kabelbuis uit het onderste deel van de unit, dicht
rondom de buisopening om het binnendringen van water te voorkomen.
•
•
•
•
11. Bedrading
(Meer gegevens vindt u in de respectieve installatiehandleidingen.)
Doorboringen
[Fig. 10.4.4] (p.8)
<A> Binnenmuur (ingewerkt)
<B> Buitenmuur
<C> Buitenmuur (open)
<D> Vloer (waterdicht)
<E> Dakleidingkoker
<F> Doorgeboorde sectie naar brandgrens en grensmuur
A
Mof
B
Thermische isolatie
C
Bekisting
D
Dichtingsmateriaal
E
Strook
F
Waterdichte laag
G
Mof met rand
H
Bekistingsmateriaal
I
Specie of onbrandbaar dichtingsmateriaal
J
Onbrandbaar isolatiemateriaal
Wanneer een opening met specie wordt gevuld, moet de doorgeboorde sectie
met staalplaat worden afgeschermd zodat het isolatiemateriaal niet wordt geplet.
Gebruik onbrandbare materialen voor zowel de isolatie als de bedekking. (Vinyl
mag hierbij niet worden gebruikt.)
Het leidingisolatiemateriaal moet aan de volgende vereisten voldoen:
Buitenunit
-BC-controller
Hogedrukleiding
10 mm of meer
Lagedrukleiding
20 mm of meer
BC-controller
-binnenunit
Afmeting leiding 6,35 mm tot 25,4 mm 10 mm of meer
Afmeting leiding 28,58 mm tot 38,1 mm 15 mm of meer
* De plaatsing van leidingen in een omgeving met hoge temperaturen of een
hoge vochtigheidsgraad, zoals de bovenste verdieping van een
fl
atgebouw,
kan het gebruik van dikkere isolatiematerialen dan hierboven opgegeven
nodig maken.
* Wanneer u zich aan bepaalde speci
fi
caties van de klant moet houden, zorg
er dan voor dat ook aan de bovenstaande eisen wordt voldaan.
•
10.4. Thermische isolatie van de
koelleidingen
Zorg voor thermische isolatie van de koelleidingen door de hogedrukleidingen
en lagedrukleidingen apart met hittebestendig polyethyleen van voldoende dikte
te bedekken, en wel zo dat er geen ruimte wordt opengelaten tussen binnenunit
en isolatiemateriaal of tussen de isolerende materialen zelf. Een gebrekkige
isolatie kan aanleiding geven tot vorming van bijvoorbeeld condenswater, enz.
Schenk bijzondere aandacht aan de isolatie in de tussenruimte boven het
plafond.
[Fig. 10.4.1] (p.8)
A
Staaldraad
B
Leiding
C
Asfaltmastiek of asfalt
D
Thermische isolatie A
E
Bekleding B
Thermische
isolatie A
Gla Staaldraad
Kleef Hittebestendig polyethyleen Kleefband
Bekleding B
Binnen
Vinyltape
Open vloer
Waterdicht henn Verhard asfalt
Buiten
Waterdicht henn Zink + Olieverf
Opmerking:
Als voor de bekleding polyethyleen wordt gebruikt, is verdere isolatie
met asfalt niet nodig.
Voor de elektrische bedrading is geen thermische isolatie vereist.
[Fig. 10.4.2] (p.8)
A
Hogedrukleiding
B
Lagedrukleiding
C
Elektriciteitsdraad
D
Wikkeltape
E
Isolatie
[Fig. 10.4.3] (p.8)
•
•
WT05963X01̲NL.indd 90
WT05963X01̲NL.indd 90
2010/08/26 17:21:03
2010/08/26 17:21:03
Summary of Contents for City Multi PURY-EP-YJM-A
Page 291: ......