N
eder
lands
20
III. Inbrengen zonder schede (SafeTrac*) via Seldinger-techniek
A. Plaats voorbereiden
Voor het inbrengen van de katheter wordt een steriele operatiekamer aanbevolen. Steriele
lakens, instrumenten en accessoires zijn ook nodig. Een chirurgische reiniging, beschermend
operatieschort, kap, handschoenen en masker zijn nodig.
Scheer indien nodig de huid van de patiënt boven en onder de plaats waar de katheter wordt
ingebracht. De patiënt moet met een laken zijn bedekt voordat voldoende lokale anesthesie
wordt toegepast om de plaats van inbreng volledig te anestheseren.
De aanbevolen positie is met de patiënt in een lichte Trendelenberg-ligging.
Maak een kleine incisie. Volg de huidlijnen boven de gewenste ader.
B. Vatpunctie
Sluit een spuit op de introducernaald aan en breng deze in de doelader in, indien mogelijk
met ultrasone sturing. Aspireer zodat de naald op de juiste plaats wordt ingebracht. Een vrije
bloedstroom geeft aan dat de naald in de ader zit. Als het bloed helderrood is of als u een
pulserende retour constateert, trekt u de naald terug en brengt u deze op de juiste plaats aan.
Verwijder de spuit en plaats uw duim over het einde van de introducernaald om bloedverlies
of luchtembolie te voorkomen. Nadat het bloed is geaspireerd, schuift u het flexibele uiteinde
van de geleidedraad terug in de advancer zodat alleen het einde van de geleidedraad zicht-
baar is. Breng het distale uiteinde van de advancer in de naaldhub in.
Schuif de flexibele geleidedraad vooruit met een voorwaartse beweging in en voorbij de
naaldhub in de doelader. Breng de geleidedraad in totdat de tip in het rechteratrium komt
en dit passeert in de vena cava inferior. De insertielengte is afhankelijk van de grootte van
de patiënt. Plaats de patiënt op een cardiale monitor tijdens de procedure om tekenen van
aritmie te detecteren.
Voorzichtig: Trek de geleidedraad door geen enkel onderdeel terug.
Voorzichtig: Gebruik fluoroscopie of ultrasone sturing om de geleidedraad goed in te
brengen en te plaatsen.
Er kan cardiale aritmie optreden als de geleidedraad in het rechteratrium terechtkomt.
Gebruik een hartritmemonitor om aritmie te controleren.
Verwijder de naald over de geleidedraad en zorg dat u de geleidedraad tijdens het verwij-
deren van de naald goed vasthoudt.
Schuif een 6Fr schede/dilatator op de draad en schuif deze door de huid en in de ader. Zorg
dat u de geleidedraad niet verder verplaatst. De geleidedraad moet tijdens het vooruitschui-
ven van de schede/dilatator niet bewegen.
Verwijder de dilatator. Breng nog een draad via de schede in. Verwijder de schede.
C. Vatdilatatie en inbrengen van de katheter
WAARSCHUWING: PROBEER NOOIT DE KATHETERLUMINA TE SCHEIDEN
Plaats de twee bijgeleverde intrakatheterdilatators in de lumina van de katheter. Deze
intrakatheterdilatators hebben luers die zich op het proximale uiteinde van de respectieve
arteriële en veneuze luers op de katheter vergrendelen.
Schuif het zichtbare uiteinde van een van de draden door de veneuze intrakatheterdilatator
totdat het uit het proximale veneuze uiteinde van de dilatator komt.
Schuif de relevante aderdilatator(s) over de andere draad en schuif deze door de huid. Er
wordt de voorkeur gegeven aan seriële dilatatie.
Verwijder de dilatator(s).
Summary of Contents for retrO
Page 107: ......