N
eder
lands
18
B. Vatpunctie
Sluit een spuit op de introducernaald aan en breng deze in de doelader in, indien mogelijk
met ultrasone sturing. Aspireer zodat de naald op de juiste plaats wordt ingebracht. Een vrije
bloedstroom geeft aan dat de naald in de ader zit. Als het bloed helderrood is of als u een
pulserende retour constateert, trekt u de naald terug en brengt u deze op de juiste plaats aan.
Verwijder de spuit en plaats uw duim over het einde van de introducernaald om bloedverlies
of luchtembolie te voorkomen. Nadat het bloed is geaspireerd, schuift u het flexibele uiteinde
van de geleidedraad terug in de advancer zodat alleen het einde van de geleidedraad zicht-
baar is. Breng het distale uiteinde van de advancer in de naaldhub in.
Schuif de flexibele geleidedraad vooruit met een voorwaartse beweging in en voorbij de
naaldhub in de doelader. De insertielengte is afhankelijk van de grootte van de patiënt.
Voorzichtig: Trek de geleidedraad door geen enkel onderdeel terug.
Voorzichtig: Gebruik fluoroscopie of ultrasone sturing om de geleidedraad goed in te
brengen en te plaatsen.
Er kan cardiale aritmie optreden als de geleidedraad in het rechteratrium terechtkomt.
Gebruik een hartritmemonitor om aritmie te controleren.
Verwijder de naald over de geleidedraad en zorg dat u de geleidedraad tijdens het verwij-
deren van de naald goed vasthoudt.
C. Vatdilatatie en inbrengen van de katheter
Vatdilatatie en inbrengen van de schede
Schuif een aderdilatator op de draad en schuif deze door de huid en in de ader. Zorg dat u de
geleidedraad niet verder verplaatst. De geleidedraad moet tijdens het vooruitschuiven van de
dilatator niet bewegen.
Er wordt de voorkeur gegeven aan seriële dilatatie. Als u andere dilatators gebruikt, schuift
u de dilatator(s) over de geleidedraad in de ader. Verwijder de dilatator(s) wanneer de ader
voldoende is gedilateerd en laat de geleidedraad zitten.
Voorzichtig: Laat de vatdilatators niet langer zitten dan nodig is om perforatie van de
vaatwand te voorkomen.
Schuif de “peel away”-introducer/schede over de geleidedraad in de ader en houd de geleide-
draad op zijn plaats.
Voorzichtig: Gebruik fluoroscopische sturing om punctie van de ader te voorkomen.
Verwijder de geleidedraad.
Voorzichtig: Laat de schede niet langer zitten dan nodig is om schade aan de ader te
voorkomen.
Katheter inbrengen
WAARSCHUWING: PROBEER NOOIT DE LUMINA TE SCHEIDEN.
Verwijder de dilatator uit de eerder ingebrachte schede.
Om het lekken van bloed te voorkomen, klemt u de proximale extensies van de katheter vast
met de bijgeleverde platte klemmen voordat u de katheter in de schede inbrengt.
Breng de distale tips van de katheter in en door de schede totdat de kathetertips correct zijn
gepositioneerd in de doelader.
Voorzichtig: Breng de katheter snel in de schede in om bloedverlies of luchtembolie te
voorkomen.
Summary of Contents for retrO
Page 107: ......