152
13. Rijassistent
Het voertuig beschikt over achterwielaandrijving (2WD). Hierdoor is het rijgedrag vooral op gladde of losse onder-
grond voor beginners een beetje moeilijker als bij voertuigen met allewielaandrijving (4WD).
Bij sterke acceleratie kan het voertuig achteraan uitbreken waardoor een snel tegensturen nodig is zodat het voertuig
in het spoor blijft. Dit vereist echt veel oefening.
Daarom beschikt het voertuig als bijzondere eigenschap over een rijassistent (ook gyro genoemd). Deze stuurt bij
het uitbreken van de achterkant van het voertuig tegen en maakt het zo makkelijker om het voertuig te besturen, ook
bij sterke acceleraties.
De rijassistent bevindt zich onder het chauffeursfiguurtje, waardoor hij op een optimale plaats in het midden van het
voertuig gemonteerd is.
Alle instellingen werden reeds door de fabrikant uitgevoerd, het is niet nodig de fabrieksinstellingen te
wijzigen.
Om toegang te krijgen tot de platine van de rijassistent, moet u de overrolbeugel afschroeven. Hiervoor moeten tel-
kens twee schroeven op de linker- en rechterzijde worden verwijderd. Vervolgens verwijdert u het chauffeursfiguurtje
langs de zijkant.
A Draairegelknop voor neutrale stand/middelste stand
van de aangesloten servo
B Draairegelknop voor Dualrate-instelling (servoweg-
begrenzer)
C Schakelaar voor reverse-instelling
D LED's voor weergave van de rotatie rond de hoog-
teas van het voertuig
E Aansluiting voor de stuurservo (in de afbeelding lift de
min-aansluiting aan de linkerzijde)
De rijassistent moet vast op het oppervlak van het chassis
gemonteerd zijn zodat hij correct kan werken.
Let op:
De instelling van de neutrale stand gebeurt via de zender. De fabrieksinstelling van de draairegelaar (A) op
de rijassistent mag daarom niet gewijzigd worden.
Aangezien de meegeleverde zender eveneens over een Dualrate-instelling beschikt, moet de fabrieksinstel-
ling aan de rijassistent niet worden gewijzigd.
Via de schakelaar (C) wordt ingesteld in welke richting de rijassistent de aangesloten stuurservo moet stu-
ren wanneer het voertuig naar links of rechts uitbreekt. Als de schakelaar verkeerd wordt ingesteld, draait
de stuurservo de wielen in de verkeerde richting (de stuurservo stuurt de uitbrekende achterkant van het
voertuig dus niet tegen, maar stuurt in dezelfde richting mee - het voertuig wordt onbestuurbaar).
De LED's lichten in overeenstemming met de rotatie om de hoogteas van het voertuig op. In ruststand licht
de middelste LED op. De LED's dienen daarom alleen voor de bedrijfscontrole van de rijassistent.
Содержание 1408946
Страница 162: ...162 ...
Страница 163: ...163 ...