
Climbing Technology by Aludesign S.p.A. via Torchio 22
24034 Cisano B.sco BG ITALY
www.climbingtechnology.com
30/54
IST22-2F714CT_rev.4 05-21
een slingereffect te beperken. 6) De technische prestaties van de ankerlijn kunnen
aanzienlijk variëren tijdens het gebruik, vanwege slijtage, vuil, vocht of herhaald
gebruik van dezelfde stretch: houd er rekening mee dat deze variaties invloed
hebben op het touw binnenin het apparaat. 7) Verschillende soorten ankerlijn
kunnen de kenmerken en de veilige bediening van het apparaat aantasten. 8)
Werklastlimiet: 140 kg (EN 12841-A) of 100 kg (EN 12841-B).
9) EN 12841-B GEBRUIK.
Volg de instructies van paragraaf 7.1 -7.3.
9.1 - Bediening.
Het apparaat dat wordt gebruikt in overeenstemming met EN
12841-B, is bedoeld voor de voortgang op een werklijn en moet altijd samen
met een Type A touwafstelinrichting en een veiligheidslijn worden gebruikt. Het
apparaat moet langs het touw worden bewogen met behulp van de connector
(Fig. 7.1) waar het wordt vergrendeld in de bedoelde stand (Fig. 7.2).
Opgelet!
Voor het gebruik in overeenstemming met EN 12841-B, moet het vergrendelwiel
in de Rust stand worden gehouden (Fig. 6.1).
9.2 - EN 12841-B waarschuwingen.
1) Volg alle waarschuwingen die zijn uit-
gelegd in paragraaf 8.2. 2) Het apparaat moet altijd op een hogere plaats ten
opzichte van het bevestigingspunt van het harnas worden geplaatst, waarbij de
valfactor nooit hoger mag zijn dan 1. 3) Maximale toegestane val: 1 m
10) RFU 11.075 GEBRUIK.
Het Easy Speed apparaat voldoet aan de vereisten van de richtlijn RFU
PPE-R/11.075 Versie 1 voor hellend en horizontaal gebruik over een rand (r ≥
0,5 mm - Fig. 13.1). Op deze manier kan de apparatuur worden gebruikt op
horizontale of hellende structuren met in de omtrek randen met een straal groter
dan 0,5 mm (zoals houten balken, afgeronde veiligheidsrailingen enz.)
Opgelet!
Het gebruik op scherpe randen moet echter zoveel mogelijk worden beperkt,
omdat er meer risico’s gepaard gaan met een dergelijk gebruik dan met een
normaal gebruik.
10.1 - RFU 11.075 waarschuwingen
1) Als de risico-analyse heeft uitgewezen
dat de valrand over een uitermate scherpe en/of niet-braamvrije rand (bijv. een
niet beklede borstwering of een scherpe betonnen rand) beschikt, moeten voor-
afgaand aan de werkzaamheden: alle nodige voorzorgsmaatregelen worden
genomen om de mogelijkheid van een val op de rand uit te sluiten, door de rand
te voorzien van een bescherming of door contact op te nemen met de fabrikant
voor advies. 2) Het verankeringspunt van de flexibele ankerlijn mag zich niet
onder het stavlak van de gebruiker (bijv. platform, plat dak) bevinden. 3) De hoek
die wordt gevormd door de verticale rand van het gebouw en het werkvlak moet
ten minste 90° (Fig. 13.2) bedragen. 4) Onder de rand moet een minimale vrije
ruimte van ten minste 5 m worden gelaten (Fig. 13.2). 5) De flexibele ankerlijn
moet altijd zodanig worden gebruikt dat er geen speling in het touw is. De
lengte kan alleen worden afgesteld als de gebruiker zich niet naar de rand toe
verplaatst. 6) Om een pendulumwerking te voorkomen, moeten het werkgebied
en de laterale bewegingen van de as die loodrecht op de rand staat en door het
verankeringspunt van de flexibele ankerlijn gaat, aan beide zijden beperkt zijn, in
elk geval tot maximaal 1,5 m (Fig. 13.3). 3) In andere gevallen mogen er geen
individuele verankeringspunten worden gebruikt, maar dient er een Type C of D
verankeringsinrichting conform de norm EN 795:2012 te worden toegepast. 7)
Als de flexibele ankerlijn wordt gebruikt in combinatie met een Type C veranke-
ringsinrichting conform de norm EN 795:2012, bijv. een flexibele horizontale
verankeringslijn, dient ook rekening te worden gehouden met de afbuiging van
de verankeringsinrichting bij het bepalen van de valruimte onder de gebruiker. Let
op de details in de gebruiksinstructies van de verankeringsinrichting. 8) Neem het
traject van een eventuele val in acht om gevaarlijke botsingen met obstakels van
elke aard te vermijden. 9) Neem bij het opvangen van een persoon die over een
rand is gevallen, het risico van letsel in acht, omdat de gevallen persoon op delen
van het gebouw of de constructie kan zijn gebotst.10) Voor het vallen over ran-
den moeten er speciale risicomaatregels worden vastgesteld en hierin moet een
training zijn gevolgd. 11) Het wordt aanbevolen om vóór de rand of het obstakel
een knoop in het touw te maken om het raken van een obstakel of het vallen over
de rand te vermijden. 12) Werklastlimiet: 120 kg.
11) VALSPELINGSAFSTAND
(Fig. 17).
De valspelingsafstand is de minimale vrije
ruimte onder de voeten van de gebruiker die verzekerd moet worden om te voor-
komen dat de gebruiker bij een val tegen de grond botst of op een ander obstakel
langs de vallijn stuit vanwege de incorrecte, foute of de slechte werking van de
werklijn of van een van de delen hiervan. De valspelingsafstand (F) wordt be-
paald door de stopafstand (H) plus een extra afstand van 1 m (B). Deze waarden
moeten worden opgeteld bij de verlenging van harnas en ankerlijn (E); de verlen-
ging van de ankerlijn wordt veroorzaakt door de elasticiteit van het touw en kan
variëren naargelang de gebruikscondities (bijv. de afstand tussen de gebruiker en
het ankerpunt). De tabel toont de waarden met valfactor 1 en 2, in verschillende
configuraties en voor massa’s van 40 kg. Vuistregel is dat de afstand tussen het
bevestigingspunt op het harnas en de voeten van de gebruiker gelijk is aan 1,5
m (C).
Opgelet!
Voor en tijdens elk gebruik is het van groot belang om de waarde
van de valspelingsruimte van de gebruikte uitrusting in overweging te nemen.
Opgelet!
De in de tabel getoonde waarden zijn gebaseerd op theoretische schat-
tingen en valtesten met een rigide gewicht.
Opgelet!
Als de gebruiker zich onder
de aangewezen hoogte van de valspelingsafstand bevindt, kan het gebeuren dat
hij niet tegen het vallen beschermd is: daarom wordt aangeraden om aanvullende
maatregels te nemen tijdens het klimmen of afdalen.
12) SYMBOLEN.
Zie de legenda in de algemene instructies (paragraaf 16): F1;
F2; F9.
13) VERVANGINGSONDERDELEN/ACCESSOIRES.
Dit product is alleen compatibel met de reserveonderdelen en specifieke acces-
soires zoals vermeld hieronder: Link 20* (Ref. nr. 7W924020); Link 40* (Ref. nr.
7W924040).
Opgelet!
Accessoires/onderdelen die zelf met een sterretje (*) zijn
gemarkeerd, vormen op zich geen PBM.
Opgelet!
Alvorens een accessoire/ver-
vangingsonderdeel te installeren, lees zorgvuldig de gebruiksaanwijzingen van
het systeem waarop u een accessoire/reserveonderdeel gaat installeren en zorg
dat u deze begrepen hebt.
Opgelet!
Controleer of het accessoire/reserveonder-
deel correct is geïnstalleerd alvorens het gebruik.
14) GEBRUIK BUITEN DE STANDAARD / REGELGEVING.
Het onderstaande gebruik wordt niet gedekt door Europese standaarden EN
12841:2006-A/B noch door Regelgeving (EU) 2016/425 en is exclusief be-
stemd voor expertgebruikers.
14.1 - Gebruik met koeienstaart
(Fig. 18). Het apparaat kan als een tweede
ondersteuningsapparaat worden gebruikt (bijv. bij overdracht touw op touw, tus-
senankers passeren, enz.), als het verbonden is met een harnas met behulp van
een koeienstaart gemaakt van dynamisch touw met een diameter van 11 mm,
geplaatst op het EN 813-bevestigingspunt van het harnas en met een EN 362
connector aan het uiteinde.
Opgelet!
De totale lengte van de koeienstaart is 90
cm, inclusief de connector.
Opgelet!
! Als het apparaat op deze manier wordt ge-
bruikt, mag valfactor 1 met een maximale werkbelasting van 100 kg niet worden
overschreden
Opgelet!
Als het apparaat op deze wijze gebruikt wordt, moet het
vergrendelwiel in de Rust stand worden gehouden).