![Climbing Technology 2F714 Скачать руководство пользователя страница 29](http://html.mh-extra.com/html/climbing-technology/2f714/2f714_manual_2625058029.webp)
Climbing Technology by Aludesign S.p.A. via Torchio 22
24034 Cisano B.sco BG ITALY
www.climbingtechnology.com
29/54
IST22-2F714CT_rev.4 05-21
NEDERLANDS
De gebruiksinstructies van deze apparatuur bestaan uit verschillende instructiede-
len: algemene instructies, instructies die specifiek zijn voor het Easy Speed-sys-
teem en accessoire-instructies voor de compatibele onderdelen (Link 20/40). Alle
instructiedelen moeten goed gelezen worden alvorens de apparatuur te gebrui-
ken.
Opgelet!
Dit document bevat alleen de specifieke instructies voor het gebruik
van Easy Speed.
SPECIFIEKE INSTRUCTIES EASY SPEED
Deze nota bevat de benodigde informatie voor het correcte gebruik van de vol-
gende product(en): Easy Speed. Alle hoogtewerkzaamheden vereisen het gebruik
van Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM’s) tegen het risico van vallen. Alvo-
rens de werkplaats te evalueren, moeten alle risicofactoren worden overwogen
(milieu, bijkomstigheden, gevolgen).
1) TOEPASSINGSGEBIED
( Fig. 1). Dit product is een persoonlijk beschermings-
middel (PBM) tegen het vallen van een hoogte en voldoet aan verordening (EU)
2016/425. EN 12841:2006-A/B - Kabeltoegangssystemen / afstellingssys-
teem veiligheidslijn (type A) of werkklimlijn (type B). EN 353-2:2002 - Geleide
valstoppers inclusief een flexibele ankerlijn. RFU 11.075 - Horizontaal of hellend
gebruik.
Opgelet!
Voor dit product moeten de instructies van EN 365 (algemene
instructies/paragraaf 2.5) in acht worden genomen.
Opgelet!
Voor dit product is
een grondige periodieke inspectie verplicht (algemene instructies/paragraaf 8).
1.1 - Beoogd gebruik.
Deze apparatuur is ontworpen voor de volgende toepas-
singen: preventie tegen het vallen van een hoogte (EN 12841-A/ B); bescher-
ming tegen licht vallen van een hoogte (EN 12841-A); bescherming tegen vallen
van een hoogte (EN 353 -2).
2) AANGEMELDE INSTANTIES.
Zie de legenda in de algemene instructies (paragraaf 9/tabel D): M6; N1.
3) NOMENCLATUUR
(Fig. 2.2). A) Mobiele zijplaat. B) Vaste zijplaat. C) Uit-
gaande penveer D) Afste;hevel. E) Verbindingsgat. F) Vergrendelwiel. G) Contra-
blok. H) Vergrendelingsnok.
3.1 - Belangrijkste materialen
. Zie de legenda in de algemene instructies (para-
graaf 2.4): 2; 3; 7.
4) MARKERING.
Nummers/letters zonder bijschrift: zie de legenda in de alge-
mene instructies (paragraaf 5).
4.1 - Algemeen
(Fig. 2). Aanwijzingen:1; 4; 7; 8; 11; 12; 19; 30) Aanwijzing
van de stand van het vergrendelwiel; 31) Referentienorm, werklastlimiet, mogelij-
ke uitrustingsconfiguraties en compatibele touwtypen of -modellen; 32) Pictogram
dat het geschikte horizontale gebruik van het apparaat toont, samen met de
voorzorgsmaatregelen bij dit gebruik.
4.2 - Traceerbaarheid
(Fig. 2.1).
Aanwijzingen: T1; T3; T8; T9.
5) COMPATIBILITEIT.
5.1 - EN 353-2 / EN 12841-A compatibiliteit.
Het apparaat moet verbonden
worden met het bevestigingspunt EN 361 op het harnas (bij voorkeur aan de
voorzijde), en wel op een van de volgende manieren: A) met een EN 362
connector (dit gebruik is in overeenstemming met EN 353-2 alleen - Fig. 1-9.1);
B) met de onderdelen Link 20 of Link 40, geïntegreerd met twee EN 362 con-
nectoren (Fig. 1-9.2-9.4). Het apparaat dat wordt gebruikt in overeenstemming
met de standaard EN 353-2 mag alleen worden gebruikt met de touwen die
zijn genoemd in tabel (Fig. 1). De uitrusting die gebruikt wordt in overeenstem-
ming met EN 12841-A, kan alleen worden gebruikt met semi-statische (kern +
ommanteling) EN 1891-A touwen, Ø 10.5÷11 mm. De hieronder vermelde
touwmodellen zijn gebruikt voor certificeringsprocedures: Patron Plus 11 en Patron
10.5 (Teufelberger).
5.2 - RFU 11.075 compatibiliteit.
Het apparaat moet worden verbonden met
het EN 361 bevestigingspunt op het harnas (bij voorkeur aan de voorzijde) met
behulp van onderdeel Link 20 of Link 40 exclusief, geïntegreerd met twee EN
362 connectoren (Fig. 1-9.2). Het apparaat mag alleen worden gebruikt met de
touwen die zijn genoemd in tabel (Fig. 1).
5.3 - EN 12841-B compatibiliteit.
De uitrusting moet worden geïntegreerd met
een compatibele EN 362 connector en kan worden vastgezet aan het EN 813
bevestigingspunt op het harnas met behulp van een EN 354 sleutelkoord en
een extra EN 362 connector (Fig. 1-9.3). De totale lengte van het EN 354
sleutelkoord plus de EN 362 connectoren mag niet langer zijn dan 150 cm.
Opgelet!
Verbind de apparatuur nooit met EN 358 laterale bevestigingspunten
op het harnas. De uitrusting kan alleen worden gebruikt met semi-statische (kern
+ ommanteling) EN 1891-A touwen, Ø 10.5÷11 mm. De hieronder vermelde
touwmodellen zijn gebruikt voor certificeringsprocedures: Patron Plus 11 en Patron
10.5 (Teufelberger).
5.4 - Algemene waarschuwingen.
1) Gebruik de uitrusting nooit op een staal-
kabel of gevlecht touw. Gebruik alleen ovale EN 362 connectoren, met een
maximale lengte van 110 mm en waar mogelijk, uitgerust met een anti-rotatie
retentiesysteem (bijv. Fix Pro). 3) Het is uitdrukkelijk verboden onderdelen te ge-
bruiken die verschillen van de aangewezen onderdelen of het gebruik van andere
stroppen/sleutelkoorden om de verbinding tussen het apparaat en het harnas te
verlengen. 4) In de afbeeldingen duiden de letters W en S het werktouw (W) en
het veiligheidstouw (S) aan.
5.5 - Verankeringspunten.
Voor de plaatsing van het touw kunnen alleen anker-
punten worden gebruikt die voldoen aan de EN 795 standaard (minimale kracht
12 kN of 18 kN voor niet metallische ankers), en ze mogen geen scherpe kanten
hebben. Deze connectoren moeten in de speciale genaaide eindlus van het touw
worden gestoken (EN 353-2 / RFU 11.075) oftewel in een lus die aan het ein-
de van het touw wordt gemaakt met behulp van een correcte knoop, zoals een
achtknoop (EN 12841-A/B).
6) CONTROLES.
Naast onderstaande controles, moet voldaan worden aan de beschrijving van
de algemene instructies (paragraaf 3). Controleer elke keer vóór dat u het systeem
gebruikt, dat: contrablok en vergrendelingsnok geen insnijdingen, krassen of te-
kenen van slijtage van meer dan 1 mm diep vertonen; de connector die in het
verbindingsgat is geplaatst, vrij kan draaien zonder hindernissen van buitenaf.
7) GEBRUIKSINSTRUCTIES.
De Easy Speed die gebruikt wordt in overeenstemming met de EN 353-2 norm,
is aangewezen voor verticaal gebruik in valstopsystemen en is ook getest voor
horizontaal/hellend gebruik in overeenstemming met de RFU 11.075 richtlijn. De
Easy Speed wordt gebruikt in overeenstemming met de EN 12841-A/B norm en
is geschikt voor touwtoegang.
7.1 - Installatie.
Open de beweegbare zijplaat van het apparaat en controleer
dat het vergrendelwiel in de Go-stand staat (Fig. 3.1). Plaats het apparaat op
het touw in de correcte richting (Fig. 3.2) en sluit de beweegbare zijplaat (Fig.
3.3). Steek de bovenste connector van het Link 20/40 onderdeel of een enkele
compatibele connector in het verbindingsgat van het apparaat (Fig. 3.4).
Doods-
gevaar!
Het apparaat is een éénrichtingssysteem, keer nooit de gebruiksrichting
om (Fig. 8.1).
7.2 - EN 353-2 / EN 12841-A functietesten.
Zorg dat het apparaat zonder
moeite in beide richtingen glijdt door het te verslepen met behulp van de connec-
tor (Fig. 4.1). Trek een keer hard naar beneden om te verifiëren dat het apparaat
onmiddellijk op het touw vergrendeld wordt (Fig. 4.2).
Opgelet!
Pas nadat de
functietest geslaagd is, kunt u beginnen om de uitrusting te starten.
7.3 - EN 12841-B functietesten.
Verplaats het vergrendelwiel in de RUST-stand
(Fig. 6.1). Terwijl u het touw eronder vasthoudt, zorgt u dat het apparaat zonder
moeite naar boven kan glijden door hierop te drukken met behulp van de connec-
tor (Fig. 6.2). Trek een keer hard naar beneden om te verifiëren dat het apparaat
op zijn plaats vergrendeld wordt (Fig. 6.3).
Opgelet!
Pas nadat de functietest
geslaagd is, kunt u beginnen om de uitrusting te starten.
8) EN 353-2 / EN 12841-A GEBRUIK.
Volg de instructies van paragraaf 7.1 -7.2. Verbind de onderste connector van
het Link 20/40 onderdeel of de individuele connector met een standaard be-
vestigingspunt EN 361 op het harnas. Het apparaat stelt de gebruiker in staat
volledig veilig langs een verticale lijn te klimmen en af te dalen, zonder zijn/
haar interventie (Fig. 5.2.). Als de gebruiker valt, vergrendelt het systeem onmid-
dellijk (Fig. 5.3.).
Opgelet!
Tijdens het gebruik moet het apparaat altijd zo hoog
mogelijk worden gehouden en als het samen met onderdelen Link 20/40 wordt
gebruikt, moet het altijd op een hoger niveau dan de schouders van de gebruiker
worden gehouden.
Opgelet!
Voor het gebruik in overeenstemming met EN 353-2
en EN 12841-A moet het vergrendelwiel in de Go stand worden gehouden (Fig.
5.1). Als er echter werkzaamheden op dezelfde plaats worden uitgevoerd, wordt
aangeraden om het apparaat zo hoog mogelijk langs de verticale lijn te houden
door het vergrendelwiel tot op de Rust-stand te verplaatsen (Fig. 5.4-11.2-14.1).
Opgelet!
Alvorens een verdere beweging langs de verticale lijn te maken, dient u
niet te vergeten om het vergrendelwiel in de Go stand te zetten om te vermijden
dat de lijn zelf omhoog gaat (in geval van klimmen) of dat het apparaat wordt
belast (in geval van dalen).
8.1 - Waarschuwingen EN 353-2.
1) Maak alvast een veiligheidsknoop aan het
onderste uiteinde van de flexibele ankerlijn op een afstand van niet minder dan
30 cm van het uiteinde van het touw (Fig. 10.3). Gebruik anders een flexibele
ankerlijn die van een genaaide eindlus is voorzien. 2) Om de prestatie van het
valstopapparaat te verhogen, wordt aanbevolen om een gewicht (2÷5 kg) met
het onderste uiteinde van de flexibele ankerlijn te verbinden (Fig. 10.1). 3) Zorg
dat tijdens de voortgang op het touw, het touw strak staat (Fig. 12) en dat het niet
met scherpe randen of schadelijke stoffen in contact komt 4) Behalve de configu-
raties in overeenstemming met RFU 11.075, moet de gebruiker altijd onder het
ankerpunt blijven, met een maximale hoek van 30° ten opzichte van de verticale
lijn van de werkplek (Fig. 10.2). 5) Werklimietbelasting: 140 kg.
8.2 - Waarschuwingen EN 12841-A/B.
1) Touwafstellingsystemen mogen niet
worden gebruikt als valstopper. 2) Wanneer een afstelbare ankerlijn belast wordt
met het gehele gewicht van de gebruiker, wordt deze een werklijn en daarom
moet hieraan een extra veiligheidslijn worden bevestigd. Zorg dat het valstopsys-
teem niet de veiligheidslijn belast. 3) Vermijd overbelasting of dynamische belas-
ting op het systeem omdat dit de ankerlijn kan beschadigen. 4) De ankerlijn moet
verbonden zijn met de ankerpunten die boven de gebruiker zijn geplaatst; vermijd
dat het touw slap gaat hangen tussen het ankerpunt en de gebruiker (Fig. 15.1).
5) Er zijn geen beperkingen op de buiging van het ankertouw. Niettemin wordt
aanbevolen zo verticaal mogelijk te werken met het ankerpunt, om het risico van