Nederl
a
nd
s
1
5
4
WILO SE 0
5
/
2
010
Positionering/uitlijning
• Loodrecht
b
oven de pomp dient er een h
aa
k of oog met het jui
s
te
dr
aa
gvermogen (tot
aa
l gewicht v
a
n de pomp: zie c
a
t
a
logu
s
/
s
pecifi-
c
a
tie
b
l
a
d)
aa
nge
b
r
a
cht te worden. Bij het onderhouden of rep
a
reren
v
a
n de pomp kunnen hier
aa
n hij
s
werktuigen of
a
ndere hulpmiddelen
worden
b
eve
s
tigd.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige hantering.
• De hefogen aan de motor alleen gebruiken voor het dragen van de
motorlast en niet voor het dragen van de totale pomp (fig. 16).
• De pomp alleen met toegelaten hijsmiddelen opheffen.
• Axi
a
le minimum
a
f
s
t
a
nd tu
ss
en een w
a
nd en de ventil
a
tork
a
p v
a
n de
motor: vrije uit
b
ouw
a
f
s
t
a
nd v
a
n min.
2
00 mm + di
a
meter v
a
n de ven-
til
a
tork
a
p.
• Voor en
a
chter de pomp dienen
a
ltijd
a
f
s
luitinrichtingen te worden
inge
b
ouwd om te voorkomen d
a
t de gehele in
s
t
a
ll
a
tie
b
ij het contro-
leren of verv
a
ngen v
a
n de pomp wordt geleegd.
• Leidingen en pomp vrij v
a
n mech
a
ni
s
che
s
p
a
nningen monteren. De
leidingen moeten zo
b
eve
s
tigd worden d
a
t het gewicht v
a
n de leiding
niet door de pomp wordt gedr
a
gen.
• De
s
troomrichting moet overeenkomen met de pijl op de flen
s
v
a
n het
pomphui
s
.
• Het ontluchting
s
ventiel (fig. 17, po
s
. 1) moet
a
ltijd n
aa
r
b
oven wijzen.
• Elke in
b
ouwpo
s
itie
b
eh
a
lve ”Motor n
aa
r
b
eneden” i
s
toege
s
t
aa
n.
• De elektronic
a
module m
a
g niet n
aa
r
b
eneden wijzen. Indien nodig
k
a
n de motor n
a
het lo
s
dr
aa
ien v
a
n de ze
s
k
a
nt
s
chroeven worden
gedr
aa
id.
AANWIJZING
N
a
d
a
t de ze
s
k
a
nt
s
chroeven zijn lo
s
gedr
aa
id, i
s
de ver
s
childruk
s
en
s
or
a
lleen nog
aa
n drukmeetleidingen
b
eve
s
tigd. Bij het dr
aa
ien v
a
n de
motor erop letten d
a
t de drukmeetleidingen niet worden ge
b
ogen of
geknikt.
AANWIJZING
Bij het opvoeren uit een re
s
ervoir
a
ltijd voor voldoende vloei
s
tof
b
oven de zuig
aa
n
s
luiting v
a
n de pomp zorgen, zod
a
t de pomp in geen
gev
a
l k
a
n drooglopen. De minim
a
le toevoerdruk moet worden
aa
nge-
houden.
• Bij ge
b
ruik v
a
n de pomp in klim
aa
t- of koelin
s
t
a
ll
a
tie
s
k
a
n het con-
den
saa
t d
a
t in de l
a
nt
aa
rn ont
s
t
aa
t, gericht worden
a
fgevoerd vi
a
de
aa
nwezige
b
oorg
a
ten. Op deze opening k
a
n een
a
fvoerleiding worden
aa
nge
s
loten. Ook kunnen kleine hoeveelheden vloei
s
tof worden
a
fgevoerd.
AANWIJZING
Bij in
s
t
a
ll
a
tie
s
die geï
s
oleerd worden, m
a
g
a
lleen het pomphui
s
wor-
den geï
s
oleerd, niet de l
a
nt
aa
rn en de
aa
ndrijving.
Fig. 16: Bevestigen van de motor
Fig. 17: Ontluchtingsventiel
1