NEDERLANDS
91
8.2 Buitengewoon onderhoud
De werkzaamheden voor buitengewoon onderhoud mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een
assistentiewerkplaats die erkend is door
DAB Pumps.
8.3 Verontreinigde pompen
Als een pomp gebruikt is voor een vloeistof die schadelijk voor de gezondheid of giftig is, dan
moet de pomp aangemerkt worden als verontreinigd.
Als reparatie van een pomp nodig is, dient u contact op te nemen met het assistentiecentrum om de
bijzonderheden over de gepompte vloeistof enz. door te geven
voordat
u de pomp opstuurt voor reparatie. Doet
u dit niet, dan kan het assistentiecentrum weigeren de pomp te accepteren.
Eventuele kosten voor het retourneren van de pomp zijn voor rekening van de klant.
Bij elke aanvraag voor service (ongeacht aan wie deze gericht is) moeten echter details beschikbaar gesteld
worden over de verpompte vloeistof als de pomp is gebruikt voor vloeistoffen die schadelijk voor de gezondheid
of giftig zijn. De pomp moet grondig worden gereinigd voordat deze wordt geretourneerd.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Voordat een poging wordt gedaan om een storing te analyseren, dienen de zekeringen te
worden verwijderd of dient de voedingspanning te worden uitgeschakeld. U dient er zeker van
te zijn dat de voedingspanning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
Alle voorschriften die van toepassing zijn op pompen die zijn opgesteld in explosiegevaarlijke
omgevingen moeten worden nageleefd.
Wees ervan verzekerd dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd in een mogelijk
explosiegevaarlijke omgeving.
STORINGEN WAARSCHIJNLIJKE
OORZAKEN
OPLOSSINGEN
De elektropomp
start niet.
Er arriveert geen stroom bij de motor.
Controleer de elektriciteitsleiding, de
voedingskabels, de aansluitingen en de
zekeringen.
Onvoldoende spanning.
Controleer de waarde (zie hoofdstuk 10
“Technische gegevens”).
De thermische beveiliging heeft
ingegrepen.
Wacht de geplande afkoeling af, herstel
het thermische relais en controleer de
afstelling.
De niveauvoelers geven geen
toestemming.
Wacht tot het niveau hersteld is, controleer
de werking van de voelers en de
bijbehorende apparatuur.
Onderbreking van een fase (driefasige
motoren).
Herstel de aansluitingeni.
Waaier
geblokkeerd.
De verstopping verwijderen, de waaier
wassen en reinigen; eventueel contact
opnemen met de assistentiedienst.
Motor defect.
Neem contact op met de assistentiedienst.
De elektropomp start
maar de thermische
beveiliging grijpt in.
Voedingsspanning wijkt af van de
nominale waarden.
Meet de spanning tussen de twee
motorfasen. Tolerantie: - 10 %/+ 6 %.
Herstel de juiste spanning.
Onjuiste draairichting.
Keer de draairichting om (zie paragraaf 7.2:
“Draairichting”).
Driefasige motor. Fase onderbroken.
Herstel de aansluitingen.
Driefasige motor. Het relais is te laag
afgesteld.
Regel de afstelling.
Kortsluiting, dispersie naar de aarde in de
voedingskabel of in de motorwikkeling.
Zoek de onderbreking op. Repareer dit of
ga naar de assistentiedienst.
Temperatuur van de gepompte vloeistof te
hoog.
Elektropomp niet geschikt voor het werk.
Vervangen.
Gepompte vloeistof te dik.
De
vloeistof
verdunnen.
Vervang
de
ongeschikte elektropomp.
Droog bedrijf van de elektropomp.
Controleer het niveau van de vloeistof in de
put en de niveaucontrole-instrumenten.
Thermisch relais defect.
Vervangen.