NEDERLANDS
88
7.1 Algemene opstartprocedure
Deze procedure geldt voor nieuwe opstellingen alsmede voor inspecties na het uitvoeren van service, wanneer
het opstarten op een later tijdstip gebeurt dan dat de pomp in de tank is geplaatst.
- Na lange opslagperiodes moet de conditie van de olie in de oliekamer worden gecontroleerd. Zie ook
par. 8.1 Gewoon onderhoud.
- Controleer of het systeem, de bouten, pakkingen, leidingwerk en afsluiters etc. zich in een goede staat
bevinden.
- Monteer de pomp in het systeem.
- Schakel de voedingspanning in.
- Controleer of de bewakingsunits, indien gebruikt, naar behoren werken.
- Controleer de instelling van de vlotterschakelaars of de niveausensoren.
- Controleer met een kleine startimpuls van de motor of de waaier vrij kan draaien.
- Controleer de draairichting. Zie paragraaf 7
.2
Draairichting.
- Open de afsluitkleppen, indien aanwezig.
- Controleer dat het vloeistofniveau boven de motor ligt bij S1 bedrijf en boven de kabeldoorvoer bij S3
bedrijf. Zie afb. 10. De pomp niet inschakelen wanneer het minimale peil niet is bereikt.
- Schakel de pomp in en laat de pomp kort draaien, en controleer of het vloeistofniveau daalt.
- Let op of de persdruk en ingangstroom normaal zijn. Zo niet, dan kan er lucht zijn ingesloten in de pomp.
(Zie paragraaf. 5 Installatie)
In geval van ongewone geluiden of trillingen van de pomp, andere pompstoringen, of storing in
de voedingspanning of watertoevoer dient de pomp direct uitgeschakeld te worden. Probeer de
pomp niet opnieuw in te schakelen voordat de oorzaak is gevonden en de storing is hersteld.
Controleer na één week in bedrijf of na vervanging van de asafdichting de staat van de olie in de kamer. Voor
pompen zonder sensor wordt dit gedaan door een oliemonster te nemen. Zie paragraaf 8. Onderhoud en
service voor de procedure.
7.2 Draairichting
Om de draairichting te controleren mag de pomp gedurende een zeer korte periode worden
ingeschakeld zonder dat deze ondergedompeld is.
Controleer de draairichting vóór het inschakelen van de pomp. Een pijl op het motorhuis geeft de juiste
draairichting aan. De juiste draairichting is met de klok mee, van bovenaf gezien.
Controle van de draairichting
De draairichting moet op de volgende wijze worden gecontroleerd, elke keer dat de pomp wordt aangesloten op
een nieuwe installatie.
Procedure
1. Laat de pomp aan een hijsinstallatie hangen, bijv. het hijstoestel om de pomp in de tank te laten zakken.
2. Schakel de pomp in en uit en bekijk de beweging (reactie) van de pomp. Indien juist aangesloten zal de
pomp met de klok mee draaien, d.w.z. de pomp zal een reactie tegen de klok in vertonen. Zie afb. 10.
Wanneer de draairichting verkeerd is, wissel dan één van de twee fasen in de voedingskabel om.
Afb. 10
Reactierichting