Nederlands (
N
L)
402
7.2 Richtlijnen voor het installeren van de
opvoerinstallatie
De richtlijnen voor de correcte mechanische opstelling van de
opvoerinstallatie zijn conform EN 12056-4.
Zie paragraaf
• Installeer de opvoerinstallatie in een voldoende verlichte en
geventileerde ruimte met 60 cm vrije ruimte rondom alle
onderdelen die geserviced en bediend moeten worden.
• Zorg voor een pompput onder vloerniveau. Als een opvoerin-
stallatie geïnstalleerd wordt in een kelder met risico op binnen-
dringend grondwater, dan is het raadzaam (in sommige landen
verplicht) om een drainagepomp in een aparte pompput onder
vloerniveau te plaatsen om de ruimte leeg te pompen.
Zie afb. 15.
• Alle leidingaansluitingen moeten flexibel zijn om resonantie te
verminderen.
• Opvoerinstallaties moeten worden beveiligd tegen opwaartse
krachten en verdraaiingen.
• Alle persleidingen van de opvoerinstallatie, membraanpomp
en drainagepomp moeten een lus boven het plaatselijke terug-
stroomniveau hebben. Het hoogste punt van de lus/het water-
slot moet boven straatniveau liggen. Zie afb. 15.
• Installeer een afsluitklep in de persleiding voor persleidingen
van DN 80 en meer. Breng ook een afsluitklep in de instroom-
leiding aan.
• Oppervlaktewater mag niet worden afgevoerd met de opvoer-
installatie binnen in het gebouw. Het dient een eigen pompput
buiten het gebouw te hebben.
• Opvoerinstallaties moeten voorzien zijn van een goedge-
keurde terugslagklep conform EN 12050-4.
• Het volume van de persleiding boven de terugslagklep tot aan
het terugstroomniveau moet kleiner zijn dan de effectieve tan-
kinhoud.
• In het algemeen moet een opvoerinstallatie voor zwart
afvalwater boven dakniveau worden ontlucht. Toegestaan is
echter om de ventilatie, als een secundaire ventilatie, naar het
belangrijkste ventilatiesysteem van het gebouw te leiden.
Speciale ontluchtingskleppen (toebehoren) dienen buiten het
gebouw te worden geplaatst.
• Als het afvalwater wordt afgevoerd in een verzamelleiding,
dan moet deze verzamelleiding een vulratio hebben van ten
minste h/d = 0,7. De verzamelleiding moet ten minste één
nominale diameter groter zijn na de aansluiting van de perslei-
ding.
• De regelaar moet worden geplaatst op een overstromingsvei-
lige plaats en zijn voorzien van een alarm.
• Gebruik een membraanpomp voor eenvoudige, handmatige
lediging van de opvangtank in geval van pompstoring
(niet verplicht).
7.3 Procedure voor het installeren van de
opvoerinstallatie
1. Controleer de leveringsomvang.
Voor de leveringsomvang, zie paragraaf
.
2. Maak de instelbare instroomopening aan de achterkant van
de Multilift M.
De draaibare schijfvormige instroomopening heeft een
DN 100 aansluiting waarbij de hoogte van deze opening kan
worden ingesteld op elke waarde tussen 180 en 315 mm
boven vloerniveau. De meest gebruikelijke hoogtes, 180, 250
en 315 mm, staan aangegeven naast de instroomopening. Zie
afb. 16. Een schijfvormige instroomopening met een DN 150
opening is verkrijgbaar als toebehoren. Zie afb. 17.
De schroeven rondom de buitenste ring van de schijfvormige
instroomopening zijn niet volledig vastgedraaid waardoor de
schijfvormige instroomopening kan worden gedraaid.
Hierdoor kan de instroomopening worden aangepast aan de
gewenste instroomhoogte. Draai alle schroeven vast wanneer
de gewenste instroomhoogte is ingesteld. Alle schroeven
moeten worden vastgedraaid tot max. 9 Nm.
Afb. 16
DN 100 schijfvormige instroomopening, instelbaar van
180 tot 315 mm boven de vloer tot het midden van de
instroomleiding.
Afb. 17
DN 150 schijfvormige instroomopening als optie,
instelbaar van 207 tot 279 mm boven de vloer tot het
midden van de instroomleiding.
N.B.
De opvangtank, pomp en kabels mogen worden
overstroomd (max. 2 m gedurende 7 dagen).
Voorzichtig
De regelaar moet in een droge en goed
geventileerde ruimte worden geplaatst.
N.B.
Voordat de Multilift M wordt aangesloten: denk er
bij het draaien van de schrijfvormige instroom-
opening voor de juiste hoogte van de instroom-
leiding aan dat de opvoerinstallatie en de afvoer
dientengevolge zijwaarts zullen bewegen
(max. 72,5 mm). Zie afb. 16.
TM
05 035
1 281
1
TM
05 166
9 341
1
Summary of Contents for Multilift M Series
Page 1: ...GRUNDFOS INSTRUCTIONS Multilift M Installation and operating instructions...
Page 2: ...2...
Page 43: ...BG 43 7 LC 221 7 1 LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 AUTO 7 3 7 2...
Page 44: ...BG 44 7 4...
Page 48: ...BG 48 LED Man Auto LED ON OFF AUTO OFF LED ON OFF AUTO OFF 30 14 TM05 3455 0412...
Page 168: ...GR 168 6 LC 221 6 1 LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 AUTO 6 3 6 2...
Page 169: ...GR 169 6 4...
Page 292: ...KZ 292 5 2 2 9 1 6 1 Description of display 2 3 4 TM05 1805 3811 1 2 3 4 1 2 3 4 I 3 20 O...
Page 294: ...KZ 294 6 LC 221 6 1 Description of display LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 6 3 6 2...
Page 295: ...KZ 295 6 4...
Page 299: ...KZ 299 30 14 TM05 3455 0412...
Page 308: ...KZ 308 11 LC 221 1 a 5 2 LC 221 b 6 LC 221 c d F018 e f F005 10 4 Grundfos g...
Page 309: ...KZ 309 2 a 10 4 b F011 3 3 20 31 c F007 LC 221 8 4 LC 221 S3 12 10 4 3 a 24...
Page 420: ...UA 420 6 LC 221 6 1 LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 AUTO 6 3 6 2 Setup...
Page 421: ...UA 421 6 4...
Page 425: ...UA 425 Man Auto ON OFF AUTO OFF ON OFF AUTO 30 14 TM05 3455 0412...
Page 496: ...RU 496 8 LC 221 8 1 LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 8 3 8 2...
Page 497: ...RU 497 8 4...
Page 510: ...RU 510 13 LC 221 1 a 7 2 LC 221 b 8 LC 221 c d RELAY F018 e f SENSOR F005 12 4 Grundfos g...
Page 511: ...RU 511 2 a 12 4 b F011 3 3 20 31 c TEMP F007 LC 221 10 4 LC 221 S3 14 12 4 3 a 24...
Page 514: ...RU 514 15 1 2 Grundfos 16 24 Grundfos...
Page 699: ...CN 699 6 LC 221 6 1 LC 221 11 11 LC 221 TM05 1807 3811 1234 AUTO 6 3 6 2...
Page 700: ...CN 700 6 4...
Page 704: ...CN 704 Man Auto ON OFF AUTO OFF ON OFF AUTO OFF 30 14 TM05 3455 0412...
Page 716: ...Appendix 716 Appendix 1 Fig A Dimensional sketches M TM05 0440 1011...
Page 717: ...717...
Page 718: ...718...