5) Stuur een geluidssignaal naar het respec-
tieve ingangskanaal (door bv. in een micro-
foon te zingen, op een instrument te spelen).
6) Voor het instellen van een monokanaal
draait u de regelaar LEVEL (8) in de middel-
ste stand. Plaats de regelaar GAIN (3) zo dat
de niveau-led (22) bij 0 dB oplicht. Stel de
klank in met de drie klankregelaars (4). Corri-
geer daarna de uitsturing zo nodig met de
regelaar GAIN. De led PEAK (7) mag ten
hoogste bij signaalpieken eventjes gaan flik-
keren. Als de led permanent oplicht, draait u
de regelaar GAIN en
/
of de klankregelaars
overeenkomstig terug.
Voor het instellen van een stereokanaal
draait u de regelaar LEVEL (8) zo ver open
tot de niveau-led (22) bij 0 dB oplicht. Opti-
maliseer de klank met de EQ-regelaars (4).
Als de led PEAK (7) continu oplicht, draai
dan de te ver opengedraaide klankregelaars
overeenkomstig terug of verminder het uit-
gangsniveau van de geluidsbron.
7) Na het instellen van een kanaal draait u de
regelaar LEVEL ervan volledig terug en stel
het volgende kanaal in.
5.2 Geluidsbronnen mengen
1) Draai de masterregelaar MASTER (24) zo
ver open, dat u de mengverhouding van de
geluidsbronnen optimaal kunt instellen.
2) Als alle instellingen voor de niveauregeling
en alle klankinstellingen doorgevoerd zijn
(
hoofdstuk 5.1), mengt u met de regelaars
LEVEL (8) de signalen van de ingangskana-
len CH 1 tot CH 5 / 6 in de gewenste volume-
verhouding. Draai de regelaars LEVEL van
ongebruikte kanalen altijd volledig dicht.
3) Voor de monokanalen plaatst u met de pano-
ramaregelaars PAN (6) de monosignalen in
het stereoklankbeeld en voor de stereokana-
len stelt u met de regelaars BAL (6) de balans
van de stereosignalen in.
4) Zie volgend hoofdstuk in 5.3 voor het toevoe-
gen van effecten.
5) Als er een bijkomende geluidsbron op de
ingang STEREO AUX RETURN (9) is aange-
sloten, voegt u het signaal ervan bij het
model MMX-22UFX met de regelaar AUX
RETURN (19) toe aan het mastersignaal. (Bij
model MMX-22 is er geen niveauregelaar
beschikbaar voor de ingang.)
6) Om het ingangssignaal van de jacks TAPE IN
(14) en van de USB-bus (C)* naar het mas-
tersignaal te schakelen, drukt u op de toets
TAPE[/USB*] TO MIX (17).
Opmerking: Als tijdens een opname via de jacks
TAPE OUT of USB-bus* het opnamesignaal als
ingangssignaal naar de jacks TAPE IN of USB-bus*
wordt gestuurd, mag de toets TAPE[/ USB*] TO MIX
niet ingedrukt zijn, omdat er zich anders een terug-
koppeling voordoet.
7) Stel met de regelaar MASTER (24) en met
behulp van de niveau-ledʼs (22) het defini-
tieve geluidsvolume van het mastersignaal
in. Om deze het niveau van het master
-
signaal te laten weergeven, mag de toets
TAPE[/USB*] TO BOOTH / PHONES (16) niet
ingedrukt zijn. Bij oversturing lichten de rode
ledʼs CLIP van de niveauweergave op.
5.3 Effecten toevoegen
5.3.1 Gebruik van een extern
effectenapparaat
1) Om de uiteindelijke effectinstellingen te kun-
nen horen, moet u de regelaar AUX SEND
MASTER (19) [model MMX-22] of AUX
SEND RETURN (19) [model MMX-22UFX]
eerst ongeveer in de middelste positie
draaien.
2) Met de regelaars AUX SEND (5) mengt u
de signalen van de kanalen CH 1 tot CH 5 / 6
op het effectenkanaal. De signaalafname
gebeurt na de regelaar LEVEL (8), d.w.z. dat
de effectsterkte van een kanaal steeds in ver-
houding is tot het ingestelde kanaalniveau.
3) Model MMX-22:
Met de regelaar AUX SEND MASTER (19)
stelt u het niveau in voor het mastersignaal
van alle op het effectenkanaal gemengde
signalen. Het mastersignaal van het effecten-
kanaal wordt via de uitgang AUX SEND (10)
naar het effectenapparaat gestuurd. Het sig-
naal dat van het effectenapparaat komt,
wordt via de jacks STEREO AUX RETURN
(9) aan het mastersignaal toegevoegd.
Model MMX-22UFX:
Het mastersignaal van alle op het effectenka-
naal gemengde signalen wordt via de uitgang
AUX SEND (10) naar het effectenapparaat
gestuurd. Het signaal dat van het effecten -
apparaat terugkomt, op de ingang STEREO
AUX RETURN (9), voegt u met de regelaar
AUX RETURN (19) toe aan het mastersig-
naal.
5.3.2 Gebruik van de interne
effectengenerator*
De ingang STEREO AUX RETURN (9) mag niet
in gebruikt zijn (
Opmerking 2 in hoofdstuk
4.1.2).
1) Om de uiteindelijke effectinstellingen te kun-
nen horen, moet u de regelaar AUX RETURN
(19) en de respectieve effectenregelaars (26)
– FX LEVEL voor effect 1 tot 16, REVERB
LEVEL voor nagalmeffect – eerst ongeveer in
de middelste stand draaien
2) Met de regelaars AUX SEND (5) mengt u
de signalen van de kanalen CH 1 tot CH 5 / 6
op het effectenkanaal. De signaalafname
gebeurt na de regelaar LEVEL (8), d.w.z. dat
de effectsterkte van een kanaal steeds in ver-
houding is tot het ingestelde kanaalniveau.
3) Selecteer met de draaischakelaar FX
SELECT (25) het gewenste effect uit de 16
standaard ingestelde effecten. Stel het
niveau voor het betreffende effectsignaal wil-
lekeurig in met de regelaars FX LEVEL en
REVERB LEVEL (26):
– FX LEVEL voor het effect 1 – 16
– REVERB LEVEL voor het nagalmeffect
4) Gebruik de regelaar AUX RETURN (19) om
het uitgangssignaal van de effectengenerator
met het mastersignaal te mengen.
Als de led PEAK (27) oplicht, wordt de ingang
van de effectengenerator overstuurd. Draai dan
te ver opengedraaide regelaars AUX SEND (5)
overeenkomstig terug en compenseer dit evt.
door de regelaar AUX RETURN (19) verder
open te draaien.
5.4 Voorbeluisteren via hoofdtelefoon
en monitorinstallatie
De toets TAPE[/
USB*] TO BOOTH
/
PHONES
(16) bepaalt welk signaal via de uitgangen
PHONES (11) en BOOTH OUT (12) beluisterd
en door de niveau-ledʼs (22) weergegeven
wordt:
– Als de toets niet is ingedrukt, wordt het met de
regelaar MASTER (24) ingestelde mastersig-
naal beluisterd en weergegeven.
– Als de toets is ingedrukt, wordt het ingangs-
signaal op de jacks TAPE IN (14) en de USB-
jack (C)* beluisterd en weergegeven (bv. om
een opname te controleren).
Stel het meeluistervolume in met de regelaar
BOOTH/
(23).
6 Technische gegevens
Ingangsgevoeligheid
Mic: . . . . . . . . . . . . . . 0,5 mV
Line (CH 1, CH 2): . . . 1 mV
Line (CH 3 / 4, CH 5 / 6): 10 mV
Stereo Aux Return: . . 100 mV
Tape In: . . . . . . . . . . . 100 mV
Uitgangsniveau
Master Out / Tape Out: 650 mV
(bij weergave 0 dB)
Booth Out: . . . . . . . . . 2 V
(bij weergave 0 dB)
Aux Send: . . . . . . . . . max. 9,5 V
Hoofdtelefoon-
impedantie: . . . . . . . . . . ≥ 8 Ω
USB-interface*: . . . . . . . USB 2.0
(Full Speed)
Frequentiebereik: . . . . . 20 – 20 000 Hz
THD: . . . . . . . . . . . . . . . < 0,05 %
Signaal /
Ruis-verhouding: . . . . . . > 74 dB
(A-gemeten)
Overspraak: . . . . . . . . . -63 dB
Equalizer
Lage tonen: . . . . . . . . ±15 dB / 80 Hz
Middentonen: . . . . . . . ±15 dB / 2,5 kHz
Hoge tonen: . . . . . . . . ±15 dB / 12 kHz
Fantoomvoeding: . . . . . +48 V
Voedingsspanning: . . . . 18 V~ via meegele-
verde netadapter op
230 V~ / 50 Hz
Omgevings-
temperatuurbereik: . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen (B × H × D)
Model MMX-22: . . . . . 190 × 50 × 260 mm
Model MMX-22UFX: . 190 × 65 × 260 mm
Gewicht
Model MMX-22: . . . . . 1,7 kg
Model MMX-22UFX: . 2,4 kg
Geschikt besturingssysteem voor de gegevens-
overdracht via de USB-interface*:
Windows 2000, Windows XP of hogere Windows-
versies
Mac OS 9.0.4 of hoger, Mac OS X
Windows is een gedeponeerd handelsmerk van de Microsoft Corpora-
tion in de USA en andere landen.
Mac OS is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. in
de Verenigde Staten en andere landen.
Wijzigingen voorbehouden.
18
NL
B
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet beschermd eigendom van MONACOR
®
INTERNATIONAL
GmbH & Co. KG. Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële doeleinden is verboden.
* alleen bij model MMX-22UFX